Ik was ervan overtuigd (en dat ben ik nog en als dat dommig is moet het maar) dat kunst er is om mensen gelukkiger te maken. Soms direkt, door schoonheid, soms via een omweg, door je te confronteren met de zwarte kanten van het bestaan, die met de schoonheid contrasteren zodat die des te duidelijker uitkomt.
Aldus Pam Emmerik in het autobiografische graphic novel ‘Goudkoorts’, in het hart van het boek. Het is een verhaal in rauwe beelden over een kunstlezing die ze gaf in een ‘klein slechtgevuld zaaltje’ in Amsterdam, over een verblijf in Portugal na een zwaar ongeval en op het eiland Formentera.
Emmerik vindt overal inspiratie, in een vettige snackbar en in het Rijksmuseum. Ze schrijft over Japanse boeddha’s, over Matisse en Picasso, over jonge fotografen als Céline van Balen en Paul Kooiker, over Art brut, over hoe kunstenaars geweld verbeelden, ze schrijft een liefdesbrief aan Joseph Brodsky, zoekt naar kousen op schilderijen, onderzoekt of anorexia moderne kunst kan zijn. En haar conclusie luidt steeds: het leeft, het beweegt en het maakt kunst. Kortom: de mens is een wonder!