Wim ‘is geen held, hij huilt weleens, heeft ruziënde ouders, een vervelende broer en een kapotte fiets’, schreef de jury. ‘Een jongen kortom zoals er wel meer rondlopen zonder dat ze ooit aan het woord komen of worden beschreven. Wim Hofman heeft dat wel gedaan. De afzonderlijke beelden en kleine avonturen, die in korte hoofdstukken elkaar opvolgen, zijn niet onderhevig aan een tevoren opgelegde verhaalstructuur, maar zijn figuraties van Wims bestaan, eenzaam en soms wreed. Wim Hofman is er met inzicht en taalvermogen in geslaagd om deze wereld ontroerend en voor kinderen herkenbaar te tekenen.’
Wim (1976) gaat over een Zeeuwse jongen die opgroeit in een gezin waar veel geruzied wordt. Zijn ouders zijn bijna uit elkaar en hebben allebei een nieuwe partner. Zijn broer Hein blijkt lid van de bende die het Wim flink lastig maakt. Als niemand meer aardig tegen hem doet, loopt Wim weg. Hij komt terecht bij aardige mensen die hem in hun schuur laten slapen, maar de volgende ochtend komt zijn vaders vriendin hem halen met de belofte dat hij mee mag op vakantie.