De P.C. Hooft-prijs 1947 voor Sophia in de Koestraat van Amoene van Haersolte is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Gerard B. Brom, L. Brummel, Dirk Coster (voorzitter), Garmt Stuiveling, Victor E. van Vriesland en H.J. Michaël (ambtelijk secretaris). Aan de prijs is een bedrag verbonden van fl. 1.000.
Amoene van Haersolte (Utrecht, 23 februari 1890 – Dalfsen, 1 augustus 1952), geboren jonkvrouw Ernestine Amoene Sophia van Holthe tot Echten, trouwde in 1916 met Johan Frederik baron van Haersolte, wethouder van Zwolle, plaatsvervangend rechter en dijkgraaf. Ze kregen vier kinderen. Amoene van Haersolte schreef drie verhalenbundels en twee romans.
Amoene van Haersolte was zeer geïnteresseerd in geschiedenis en folklore. Ze ontwikkelde een eigen stijl, waarin ze haar belangstelling voor het boerenleven, haar eigen adellijke milieu en haar scherpe oog voor menselijke verhoudingen combineerde. In Sophia in de Koestraat bundelt Amoene van Haersolte verschillende verhalen over het Overijsselse platteland, waar ze zelf woonde. De jury prees het beeld van het Overijsselse landschap van de achttiende eeuw dat de bundel oproept: het zijn ‘eenzame landschappen, statige kastelen en stulpen, waar primitieve, maar zeer dieplevende mensen wonen’.
Volgens Kees Fens in Doorluchtig glas (1997) is Sophia in de Koestraat geschreven ‘in een zeer gekantwerkt proza.’ Hij vermoedt dat jurylid en –voorzitter Dirk Coster deze bundel heeft voorgedragen om te voorkomen dat de door hem gehate S. Vestdijk de P.C. Hooft-prijs zou krijgen voor de roman Iersche nachten. Coster wist medejurylid Gerard B. Brom er per brief van te overtuigen dat Vestdijk, die een neiging zou hebben tot ‘vuil en sadisme’, maar beter geen meerderheid kon krijgen in het juryberaad. Deze opzet slaagde, zodat Amoene van Haersolte, die natuurlijk niet op de hoogte was van deze machinaties, in de prijzen viel.
Overigens was haar P.C. Hooft-prijs fl. 500 minder waard dan de P.C. Hooft-prijs voor wijlen Arthur van Schendel. Zijn erfgenamen kregen fl. 1.500.