De P.C. Hooft-prijs 1966 voor het oeuvre van Anton van Duinkerken is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit L. Brummel (voorzitter), P.J. Meertens, R.W.D. Oxenaar, Karel van het Reve, L.J. Rogier, A.L. Sötemann, Evert Straat en H.J. Michaël (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 8.000 gulden.
Anton van Duinkerken, pseudoniem van Wilhelmus Johannes Maria Antonius Asselbergs (Bergen op Zoom, 2 januari 1903 – Nijmegen, 27 juli 1968) was het oudste van acht kinderen in een bierbrouwersgezin. Hij werd opgeleid tot priester, maar voelde bij nader inzien toch meer voor het schrijverschap. In 1927, het jaar waarin hij het seminarie verliet, verscheen Onder Gods ogen, zijn eerste dichtbundel. Hij studeerde enkele jaren MO-Nederlands, maar maakte de studie niet af. Hij koos voor de journalistiek. Hij was literair criticus voor het katholieke dagblad De Tijd. In 1929 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij achtereenvolging redactielid was van Roeping, De Gemeenschap en De Gids. In 1930 trouwde hij met Nini Arnolds en kreeg een gezin met acht kinderen. Tijdens de oorlog schreef hij verzetspoëzie onder schuilnamen. In 1942 zat hij een half jaar in het gijzelaarskamp in Sint-Michielsgestel, samen met onder anderen S. Vestdijk. In 1940 werd Van Duinkerken bijzonder hoogleraar in de Vondelstudie aan de Rijksuniversiteit in Leiden. In 1948 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis aan de Jan van Eyck-Academie in Maastricht. In 1953 werd hij hoogleraar in de Nederlandse en algemene letterkunde aan de R.K. Universiteit van Nijmegen. Op instigatie van het episcopaat zei hij toen zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid op. Zijn vrouw werd vervolgend lid.
Hij bleef diverse artikelen schrijven voor tijdschriften, gedenkboeken en verzamelbundels. Hij kreeg verschillende andere literaire prijzen: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Constantijn Huygens-prijs, de Dr. P.C. de Brouwerpenning en de Literatuurprijs van de Groot-Kempische Cultuurdagen. Ook werd hij in België koninklijk onderscheiden. De gemeente Bergen op Zoom richtte een standbeeld voor hem op, in Veldhoven staat een kleinere sculptuur, in Hilvarenbeek een borstbeeld.