Het protestboek van Crossing Border: getuige van een groot en warm netwerk

Toen Crossing Border in 2020 te horen kreeg dat het festival geen subsidie meer zou ontvangen, werd de achterban om steunbetuigingen gevraagd. Het leverde een flink boekwerk op met protestbrieven van schrijvers en artiesten als Adriaan van Dis, Anton Corbijn, Dave Eggers, Isabel Allende en Salman Rushdie.

 

Het schrijversprotest: anders moeten wij overgaan tot harde akties

Lees ook

De literaire wereld reageerde geschokt toen Haags literair muziekfestival Crossing Border in 2020 de boodschap kreeg vanaf 2021 niet meer op gemeentelijke subsidie te hoeven rekenen. De Commissie Cultuur zag te veel concurrentie met het andere grote literatuurfestival in Den Haag, Writers Unlimited, dat traditiegetrouw in januari plaatsvindt. Crossing Border, dat sinds 1992 bestaat, moest het onderspit delven.


Oprichter Louis Behre en zijn zoon Michel, die inmiddels samen het festival runnen, reageerden geschokt. Maar algauw besloten ze terug te vechten en riepen ze hun achterban op argumenten te verzamelen voor het voortbestaan van het festival.


Die achterban is er een van flinke omvang. Jaarlijks zijn op het festival meer dan tachtig artiesten uit tientallen landen te gast. Onder hen waren in het verleden onder meer de schrijvers Isabel Allende, Salman Rushdie, Dave Eggers, Michel Houellebecq en Ian McEwan. Meerderen van hen reageerden op de oproep van vader en zoon Behre om van zich te laten horen, in de vorm van brieven, mails en aanklachten op sociale media. 


De organisatoren besloten deze aanklachten te bundelen in een indrukwekkend boekwerk, dat aan Robert van Asten, de Haagse cultuurwethouder, overhandigd zou worden. Een van de circa dertig exemplaren bevindt zich sinds vorig jaar in het archief van het Literatuurmuseum: een honderden pagina’s tellend blok dik A4-papier, simpelweg bijeengebonden met bruin touw. Geen uitbundige kleuren voor deze publicatie – daarvoor is de aanleiding te grimmig.

 

 

Steunbetuigingen voor het behouden van Crossing Border in Den Haag. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Wie door het boekwerk bladert, raakt overweldigd door de grote schare fans die Crossing Border in de loop der jaren verzameld heeft: alleen al het eerste blad van de inhoudsopgave vermeldt klinkende namen als A.F.Th. van der Heijden, Abdelkader Benali, Adriaan van Dis, Alex Boogers, Anne Vegter, Anton Corbijn, Arjen Lubach en Arnon Grunberg – en dan zijn we nog maar bij de A. Ook uitgevers en andere partners uit binnen- en buitenland toonden hun betrokkenheid. Achterin zijn enkele conversaties op sociale media opgenomen, die laten zien met welk vuur ook via die weg bewonderaars van het festival op het subsidienieuws reageerden.


Het boek heeft geen kaft: op de voorpagina prijkt de in kapitalen geschreven tekst ‘Steunbetuigingen voor het behouden van Crossing Border in Den Haag’ en het kenmerkende zwarte vogeltje dat op een boekenstapel rust. In deze context roept dit de associatie op met een kraai die een lijk bepikt: nog even en bij de literatuur valt niets meer te halen. Daaronder is een brief van de van oorsprong Haagse schrijver Kees van Kooten afgedrukt, die zich direct tot de wethouder richt. 

 

De subsidiestop van Crossing Border past in Van Kootens ogen in een traditie van nationale festivals en gezelschappen die het onderspit moeten delven: na het Nederlands Kamerkoor, Stichting Orkater, muzikantencollectief Splendor en saxofoonkwartet Artvark moet nu ook het Haagse muziek- en literatuurfestival eraan geloven. Hij is niet de enige die deze trend signaleert: meerdere auteurs verwijzen in hun brieven naar het eveneens zo betreurde vertrek van North Sea Jazz naar Ahoy in Rotterdam in 2006 en de coronacrisis die meer culturele organisaties de kop heeft gekost.


Sommige van de auteurs, die zich afwisselend richten tot wethouder Van Asten en tot de organisatoren van het festival, houden het kort: A.F.Th. van der Heijden houdt het, mede namens zijn vrouw Mirjam Rotenstreich, bij een dringende oproep aan de ‘Weledelgestrenge Heer’ om ‘het beste festival’ waar hij ooit optrad te sparen. Anderen zijn uitvoeriger: Abdelkader Benali bespreekt in zijn brief – met de amicale aanhef ‘Beste Rob’ – de verschillende momenten waarop de wethouder en hij met elkaar in aanraking zijn gekomen en de verbazing die hij voelde toen het nieuws hem ter ore kwam. 

 

Ook benadrukt Benali dat voor Crossing Border geen betere thuisstad bestaat dan Den Haag – een impliciete verwijzing naar de drie uitstapjes die het festival naar Amsterdam maakte, waarin doorklinkt dat het festival bij het uitblijven van subsidie wellicht zou kunnen uitwijken naar een stad die Crossing Border wel met open armen wil ontvangen. Het is een van de vele argumentatielijnen die in de brieven te vinden zijn: van een simpele smeekbede geen gehoor te geven aan het advies tot een pleidooi vol overduidelijke boosheid, waarin het wegnemen van de subsidie wordt gelijkgesteld aan de teloorgang van een van de belangrijkste ijkpunten uit de Nederlandse literatuurtraditie. Adriaan van Dis gooit het over een andere boeg: hij wenst oprichter Louis Behre veel sterkte met het verlies.

 

 

 

Het is de levenskunst van schrijvers om de woorden te kiezen die de meeste indruk maken, en dat doen ze dus ook: vol eloquentie en vuur uiten zij hun frustratie, woede en verdriet. ‘Er is in Nederland maar één literair festival grensoverschrijdend en dat is Crossing Border,’ schrijft Connie Palmen naar de wethouder. ‘Ik vraag u met klem groot en grensoverschrijdend te denken.’ Ook Herman Koch steekt van wal tegen Van Asten, omdat hem ‘het treurige bericht bereikte dat u van plan bent zomaar ineens een heel festival van de kaart te vegen’. Volgens Jaap Robben is Crossing Border een festival dat ‘laat zien dat de literatuur geen enkele grens kent’, en dat daarmee ‘thuishoort in de vrijheidshoofdstad van de wereld’. 


Dit zijn de meest kuise brieven. Sommige van de auteurs zijn, liet Michel Behre weten, tegen zichzelf in bescherming genomen: hun brieven zijn niet opgenomen in de bundeling, omdat ze te grof van taal zouden zijn geweest. De organisatoren waren bang dat dat het aanvechtingsproces niet ten goede zou komen.


De auteurs hebben er ongetwijfeld wat meer de tijd voor gehad dan tijdens een normaal jaar: de coronacrisis legde het culturele leven nog grotendeels plat. En toch: de mails moeten geschreven zijn te midden van de drukte van schrijfdagen, naleesuren en correctiesessies. En misschien wel van digitale lezingen en schoolbezoeken – want die werden in die periode veelvuldig opgetuigd.

 

 

 

Met hun brieven geven de schrijvers een inkijkje in hun omgang met tegenslag: waar de een briesend op de barricaden springt, richt de ander zich op nazorg voor degenen die dat het meest behoeven. Je zou hun reacties stuk voor stuk kunnen plaatsen op de ladder van rouwverwerking: ontkenning, protest, onderhandeling, verdriet en, ten slotte, aanvaarding. Waar sommigen nog in de eerste fase rondzwerven, zijn anderen al bovenaan beland.


Maar hier bestond nog de mogelijkheid het besluit aan te vechten. Op deze fase – protest – volgde een derde: uit onvrede met het advies greep de gemeenteraad in, geholpen door het pakket van meer dan 250 brieven dat door Crossing Border bij de leden onder de aandacht was gebracht. Het boekwerk maakte indruk: het verzoek tot heroverweging van de afwijzing werd ingewilligd. Dit had ook te maken met de uitspraak van de onafhankelijke Adviescommissie bezwaarschriften dat bij het beoordelen van de aanvraag van Crossing Border belangenverstrengeling in het spel was geweest: de nieuwe artistiek directeur van Writers Unlimited was onderdeel geweest van de commissie die had geoordeeld over de subsidieterugtrekking. Een schikking volgde, die voldoende was om een nieuwe festivaleditie op te zetten.


Het pakket dat de organisatie aan de wethouder overhandigde, gaf daarbij een flinke wind in de rug: wie door de steunbetuigingen bladert, kan niet anders dan de waarde inzien van zo’n uitgebreid recensiedocument, met louter vijf sterren als oordeel. Het is bijna jammer dat er een dreiging als deze voor nodig is om zulke reacties op papier te krijgen.

 

 

K. Schippers