Met Kikker leerde Max Velthuijs kinderen een moderne boodschap: dat het mooi is om jezelf te zijn

Max Velthuijs’ Kikker is niet meer weg te denken uit de Nederlandse kinderliteratuur. Zijn verhalen kennen geen zware moraal: ze laten de lezer zien hoe de interactie tussen individuen verloopt en hoe onze blik op onszelf in de loop der jaren kan veranderen. 

 

Na Dick Bruna’s Nijntje is Kikker misschien wel de meest herkenbare tekenfiguur van de Nederlandse kinderliteratuur. Met zijn rood-wit gestreepte broekje en eeuwige optimisme won de felgroene creatie van Max Velthuijs (1923-2005) menig kind voor zich.  

 

Hoewel velen Kikker kennen als hoofdpersonage van de gelijknamige boekenserie en de daaruit voortgekomen merchandise (zelf waren wij thuis vroeger in het bezit van Kikker-drinkglazen en een Kikker-ontbijtkoektrommel), speelde hij niet vanaf het begin de hoofdrol. Velthuijs introduceerde Kikker eind jaren tachtig in de verhalen over Klein-Mannetje, een innemend personage dat op zoek moet naar een nieuw huis nadat zijn oude woning – een kartonnen schoenendoos – verregend is geraakt. Kikker vervult in dit verhaal de rol van helper: hij leidt Klein-Mannetje naar een jampot waarin deze zijn intrek kan nemen.  

 

Enkele van de originele tekeningen uit dit prentenboek zijn te vinden in de archieven van het Literatuurmuseum. Daarop is te zien dat Kikker in bovengenoemde scène zijn kenmerkende broekje heeft uitgetrokken: dat hangt aan een waslijn te drogen. Ook op een andere prent, die een grootschalige viering aan een lange tafel toont, heeft Kikker geen broek aan – voor de hedendaagse Kikker-kenner een wat nudistisch beeld. Diezelfde kenner zal ook opmerken dat Kikkers postuur toen nog wat gedrongener was, met een vollere nek en een kortere neus. 

 

Uit: Klein-Mannetje heeft geen huis (1983)

 

In de vervolgboeken over Klein-Mannetje speelt Kikker nog steeds een bijrol, ditmaal in Klein-Mannetjes grotere zoektocht naar geluk, die fysiek vorm krijgt in een groot klavertjevier dat hij met zich meedraagt. Zelf doet Kikker vooral voor hoe dat geluk er precies uitziet: wanneer hij gaat zwemmen in de rivier, voelt hij zich helemaal op zijn plek. 

 

Velthuijs voelt dat Kikker meer in zijn mars heeft. Daarom krijgt het groene tekenfiguurtje in 1989 voor het eerst de hoofdrol toebedeeld in Kikker is verliefd. Hier zien we Kikker, ook op de schetsen, in de vorm die we gewend zijn, inclusief rood-witte zwembroek. In deze klassieker weet Kikker zich met zichzelf geen raad: ‘Hij weet niet of hij gelukkig is of bedroefd’, schrijft Velthuijs bij de eerste prent, waarop Kikker met neerhangende mondhoeken op een steen bij de rivier zit. Hij moet ‘lachen en huilen tegelijk’, vertelt hij aan Varkentje, en zijn hart gaat van ‘boem-boem, boem-boem’. 

 

Max Velthuijs, schets Kikker is bang. Collectie Literatuurmuseum

 

De ziekte die verliefdheid heet. Het is een treffende introductie van het onderwerp dat Velthuijs ook in de volgende Kikkers een hoofdrol zal laten spelen: de emotie. Bij Kikker blijken gevoelens vaak allesoverheersend: in Kikker is verliefd weet Kikker niet langer hoe hij moet eten, denken of slapen. In Kikker is bedroefd, Kikker is bang en Kikker is boos staan stuk voor stuk Kikkers emoties centraal. 

 

Vaak zijn overeenkomsten gezien tussen het uiterlijk van dit groene figuurtje en zijn schepper: dezelfde vriendelijke ogen, dezelfde brede mond. In Kikker schuilt bovendien de kinderlijke blijdschap die Velthuijs in zichzelf wilde behouden: hij liet zich weleens ontvallen dat hij Kikker is verliefd schreef toen zijn tweede vrouw zwanger was, en hij haar – en met haar de rest van de wereld – wilde laten zien dat hij als oudere vader van in de zestig nog van alles in zijn mars had, en zijn jeugdige kijk op de wereld zeker niet verloren was.

 

Max Velthuijs, foto: Wim Ruigrok

 

Het veelkantige karakter van Kikker staat in contrast met de mogelijkheden die diens vrienden Eend, Haas, Varkentje, Rat en Beertje hebben gekregen om zich te uiten. De snavel van Eend kan open en dicht en Varkentje kan haar oren laten hangen, maar zij lijken lang niet zoveel gevoelens te kunnen tonen als Kikker. Daarin schuilt ook zijn onderscheidende kracht als hoofdpersonage: het zijn zíjn emotionele strubbelingen die we volgen, en zijn vrienden helpen hem daarbij. Wanneer Kikker bang is voor spoken, mag hij bij Eend in bed komen slapen. Wanneer hij lijdt aan de symptomen van verliefdheid, proberen zijn vrienden te achterhalen wat er scheelt. Wanneer hij niet meer weet wat er zo leuk is aan kikker zijn, wijzen zijn vrienden hem op al het moois dat hem uniek maakt. 

 

Toch is Kikker lang niet altijd degene die het diepst in de put zit. Wanneer in Kikker is een held na een uitgebreid logeerpartijtje bij Haas al het eten op is en het te hard stormt om naar buiten te gaan, jammert Eend dat ze zonder voedsel snel dood zullen gaan, waarop Kikker opvallend stellig antwoordt: ‘Ik ga niet dood. Nooit.’ 

 

Het duurt een paar verhalen voordat Kikker die overtuigde innerlijke stem vindt. Die klinkt het luidst in het zesde boekje, Kikker is kikker. Aanvankelijk is hij jaloers op de eigenschappen van zijn vriendjes: Eend kan vliegen, Varkentje kan bakken en Haas kan lezen. Gelukkig ontdekt Kikker aan het einde van het verhaal dat hij net zo goed prettige eigenschappen bezit: hij kan goed zwemmen en ver springen. En toevallig is groen ook nog eens zijn lievelingskleur – een kleur die vanzelfsprekend op geen enkel verfpalet van Velthuijs, zorgvuldig bewaard in het depot van het Literatuurmuseum, ontbreekt. Het is geen toeval dat het Schrijversprentenboek dat in 2003 verscheen ter gelegenheid van Velthuijs’ tachtigste verjaardag de uit dit boekje afkomstige frase Ik bof dat ik een kikker ben als titel draagt. 

 

Schilderspalet van Max Velthuijs. Collectie Literatuurmuseum

 

Velthuijs’ Kikker-verhalen kennen geen zware moraal: ze laten de lezer zien hoe de interactie tussen individuen verloopt en hoe onze blik op onszelf in de loop der jaren kan veranderen. Kikkers emotionele schommelingen worden niet afgestraft: hij wordt gewaardeerd zoals hij is. In de wereld van Kikker is iedereen mooi op diens eigen manier, en dat het leven soms moeilijke momenten kent, maakt de tijd niet minder genietbaar. Er is tenslotte altijd een oplossing, zolang je elkaar maar helpt. 

 

Toen Velthuijs in 2004 de Hans Christian Andersen Award for Illustration ontving, de hoogste internationale onderscheiding voor jeugdliteratuur, roemde de jury hem omdat hij ‘talrijke keren [had] bewezen dat hij kinderen begrijpt: hun twijfels, hun angsten en hun blijdschap’. Zijn boeken, vermeldde het juryrapport, ‘zijn juweeltjes van verbeelding en tekst die samenkomen om kinderen op te beuren en ze vertrouwen te geven als ze zich wagen in de wereld om hen heen’. 

 

Het moge de lezers duidelijk zijn: wanneer je maar goed genoeg in de spiegel kijkt – of in het geval van Kikker: zijn reflectie in het water van de rivier – zie je vanzelf welke eigenschappen jou uniek maken. Dat Kikker een paar boeken nodig heeft om daarachter te komen, is juist een levensles: het kan een tijdje duren voordat je jezelf daar goed genoeg voor kent. 

 

Max Velthuijs, schetsen Kikker is bang. Collectie Literatuurmuseum

 

Uit: Kikker is bang (1994)