Het is een ongelooflijk cliché, maar schrijven is voor mij een noodzaak. Net als dat het voor de meeste anderen die het schrijven doorzetten, en die er een beetje goed in zijn, een noodzaak is — ook al zullen ze het niet altijd door hebben. Als ik niet kan schrijven, word ik ongelukkig. Dan merk ik dat er iets uit moet. Alleen als ik met vakantie ben, ergens met zon en zand, blijft alles thuis — op een opschrijfboekje na. Maar dat is dan ook het enige moment waarop ik analoog werk. Verder ben ik hartstikke digitaal: ik doe alles op mijn laptop en telefoon.
Mijn ideeën noteer ik in Evernote, een app waardoor ik alles op één plek heb en dingen snel terug kan zoeken. Als ik schrijf, gebruik ik Scrivener, een digitale omgeving die gebouwd is voor schrijvers, met allemaal slimme foefjes waardoor je je tijdlijn in de gaten kunt houden en weet waar je personages staan. Zo’n programma helpt enorm. Bij mijn eerste boek las ik, steeds wanneer ik mijn werk wilde voortzetten, alles terug wat ik had geschreven. Hoe verder ik was, hoe meer ik terug moest lezen, en hoe meer tijd me dat dus kostte. Maar nu ik de juiste tools hebt om te kijken hoe ver ik ben en waar ik sta in mijn verhaal, werk ik veel sneller.
En dat begint na het eten, tijdens de afwas: dan ben ik in staat een helder beeld te scheppen voor mezelf, te bepalen waar ik mee verder moet en te bedenken wat ik met mijn personages wil en wat ze doen