Vier schrijvers, vier weken
Alma Mathijsen, Walter van den Berg, Bregje Hofstede en Thomas Heerma van Voss werkten de maand februari aan een kort verhaal. Inhoudelijk hadden ze hierbij alle vrijheid, we vroegen ze alleen om minimaal 1800 woorden te schrijven. Een softwareprogramma hield al hun toetsaanslagen bij. Ze schreven in Microsoft Word. De oogst: 27 uur literair werkproces, vastgelegd in tabellen, grafieken en Word-documenten. Wat kunnen we uit al deze data afleiden over hun persoonlijke creatieve proces? In vier portretten presenteren we onze voorlopige bevindingen.
Bregje Hofstede
Bregje schreef een vilein sprookje waarin een appel een glansrol speelt. Op een schoolreünie wordt de nerdy Yuri, werkzaam als schimmeldeskundige, geconfronteerd met het populairste meisje van de klas, dat in zekere zin zijn carrière op gang heeft geholpen. Het gesprek dat ze voeren is de eerste scène die Bregje noteert in haar notitieboekje. Daarvoor werkte ze in haar notitieboekje het concept uit: het uitdenken van het thema, de drijfveren van de hoofdpersoon en het kernconflict.
Hij vertelt dat hij mycoloog is.
Wat?
Expert in de mycologie.
Ze kijkt hem voor het eerst vol aan, het gezicht dat net nog half naar XX gewend was recht op het zijne, en er groeit een glimlach in haar linkermondhoek.
Een mytholoog? Maar dat is geweldig! Dan hebben we hetzelfde werk gekozen.
Mycoloog, schreeuwt hij. Ik doe onderzoek naar schimmelculturen.
De glitterende huid van haar hals lacht hem deinend uit: ha ha ha!
Maar dat bedoel ik! Zegt ze. Ik geef mijn leerlingen les in dode culturen. Grieks, Latijn en KCV, veldslagen en mythes. Totaal door de motten aangevreten.
Eerste scène, tekst uit notitieboekje