Onlangs overwoog ik mijn eerste klaagtweet te sturen naar de NS. Net op tijd was ik op het perron aangekomen, maar daar waren de vertrekborden leeg. De lichten van het treinstel waren gedoofd, hoewel de deuren wel opengingen. Aarzelend stapte iemand in. Toen kreeg een conducteur, die al net zo vertwijfeld had staan toekijken, een seintje van hogerhand: we moesten doorlopen, naar het achterste treinstel.
‘U bedoelt het vóórste?’ probeerde ik, want deze hele geschiedenis vond plaats op Den Haag CS, een kopstation, dus de wagons konden maar één kant uit, de voorkant.
De man staarde me drie lange tellen aan, met een vernietigende uitdrukkingsloosheid waarin één boodschap was samengeperst: ‘Ik ga met jou geen semantische discussies staan voeren, idioot. Als jij die trein nog wilt halen dan loop je nu het perron af.’
Gedwee liet ik me het andere treinstel in jagen, waar de lichten inderdaad brandden en de ventilators relatief behaaglijk suisden. Ik installeerde me: opende mijn koffiebekertje, activeerde een Beethovenkwartet in mijn oordopjes, bijpassende melancholieke blik op het perron.
Daar was opnieuw verwarring. Een groep had zich rond een andere conducteur verzameld, die terug de stationshal in gebaarde. Toen ik Beethoven liet pauzeren sprak er ook iemand door de speakers, maar die stonden zo zacht dat ik het niet verstond. Om mij heen stapten reizigers weer uit, en liepen terug. Blijkbaar moesten we toch achterin gaan zitten.
Enfin.
Iedereen kent zulke gebeurtenissen en tegenwoordig zie ik veel bekenden erover klagen op twitter tegen @NS_Online, waar een batterij callcenterstudenten achter zit die de irritatie verbaal proberen te smoren.
Mijn irritatie kon ook wel gesmoord worden, maar na vier pogingen om die onder woorden te brengen, in minder dan 140 tekens, gaf ik het op.