De oermoeder van de Indische tak van de Nederlandstalige koloniale letteren Dé-Lilah publiceerde tussen 1897 en 1901 een paar duizend bladzijden en verdween toen in de mist. Twintig jaar geleden werd ze herontdekt en gepresenteerd door de publicist en Indië-bibliofiel Joop van den Berg (1930-2014) in zijn verhandeling ‘Dé-Lilah. Een vergeten schrijfster van ruim 2000 pagina's Indisch proza’*.
Haar boeken circuleren voor veel geld in de kampong van het antiquarisch circuit. Het is over het algemeen pulpfictie met hier en daar iets geestigs, zoals in de bundel Een Indisch dozijntje (1898), waarin een gewaagde coming out ligt, want het was indertijd bepaald geen recommandatie jezelf als ‘Indisch’ voor te stellen: