het verhaal
Iemand had me gevraagd of ik honderd euro wilde verdienen, en ik had gezegd dat ik dat wel wilde. Daarna had ik gevraagd waarmee. Je moet iets een nacht bewaken, hadden ze gezegd.
Een week later stond ik met Rocky aan een korte lijn in het Rembrandtpark. Rocky was mijn pittje. Het was zaterdagavond en ik moest een podium bewaken. Er werd die dag niets gedaan op het podium; er zou pas de dag erna iets zijn, maar ze moesten het podium een dag van te voren opbouwen omdat het opbouwen een hele dag kostte. Ik moest het een avond en een nacht bewaken.
Het podium was opgebouwd uit stalen buizen, er lag een vloer van zwarte platen op, en er was een zwarte wand aan de achterkant, met een overhang erboven, een soort dak dat te kort en te hoog was om iets als dak te doen; het beschutte niets.
Er liepen nog wat gasten rond die de boel hadden opgebouwd, ze schreeuwden een beetje naar elkaar. Iemand van de organisatie zei wat ik moest doen. Een avond en een nacht oppassen.
Ik zei dat dat wel ging lukken en dat hij gewoon kon gaan als hij dat wilde, dat ik alles onder controle had, en Rocky blafte een keer tegen die man, maar dat was speelsheid.
Kijk uit met je hond, zei hij, want er zitten veel junks te poepen hier, en honden worden ziek als ze daar iets mee doen.
Oké, zei ik.
Wil je je geld nu? vroeg die man.
Ik zei dat ik er nu nog niks mee ging doen, maar dat ik het wel een prettig idee vond.
Oké, zei hij, en hij pakte twee briefjes van vijftig. Oké, zei hij toen, dan ga ik maar.
Dat is goed, zei ik. Ik let op je podium.
Fijn, zei hij, en hij zei dat er morgen om zeven uur mensen zouden komen die de rest op zouden bouwen, en ik keek hoe hij wegliep.
Ik ging zitten op de rand van het podium, en Rocky piepte even en ging toen naast me zitten.
Na een uur had ik honger. Kut, zei ik hardop. Ik had niet aan eten gedacht, en niet aan drinken.
Rocky jammerde en ik had ook niks voor hem bij me. Daar zitten we, zei ik. Ik voelde aan mijn zakken, maar ik had geen telefoon toen. Ik had wel een telefoon thuis, maar ik had geen beltegoed, dus ik had 'm thuis laten liggen. Ik klom het podium af en liet Rocky springen. Verderop was een vijver, en daar kon hij drinken als hij wilde. Ik liep ernaartoe, Rocky naast me, en ik keek af en toe om of er niemand bij het podium kwam.
Rocky dronk uit de vijver.
Ik liep terug naar het podium, liep er een rondje omheen, en Rocky liep strak naast me, alsof het helemaal echt was, ons inspectierondje.
Ik zette Rocky vast aan een van de stalen buizen waar het podium uit was opgebouwd, zei dat ie moest zitten, en hij zat. Ik wist dat ie zou gaan blaffen als er iemand in de buurt zou komen. Blijf, zei ik, en ik liep weg, zonder om te kijken omdat ik wist dat hij dan naar mij zou gaan blaffen.
Bij de Albert Heijn op de Postjesweg kocht ik een zak witte bolletjes, een sixpackje bier en een blik bonzo. Ik liep weer terug naar het park en Rocky zat nog op z'n plek, en hij begon zijn voorpoten om en om op te tillen toen ie me zag. Braaf, zei ik tegen hem, en ik maakte 'm los van de stalen buis en ik trok het blik bonzo voor hem open. Ik at de bolletjes en ik dronk een biertje. Het was niet zo heel anders dan een andere zaterdagavond.
Ik zat op de rand van het podium tot het donker werd. Rocky lag languit te slapen. Ik stond op, rekte mijn rug en neuriede wat. Ik liep een inspectierondje terwijl Rocky bleef liggen, maar er was niets te zien. Het begon wat meer te waaien, en ik vond het koud, dus ik ging tegen de achterwand zitten, op het podium, en toen Rocky wakker werd en me daar zag, stond ie op en stapte naar me toe, liet zich naast mij neervallen.
Ik denk dat ik in slaap viel toen.
Ik werd wakker omdat er mensen op het podium stonden.
Een jongen en een meisje, hun rug naar mij toe, hun gezicht naar het veld.
Hallo Rembrandtpark, riep de jongen.
Rocky stond rechtop naast me, piepte, maar niet hard genoeg, de jongen en het meisje hoorden hem niet, en ze hadden mij en die hond niet gezien. Het was donker tegen de achterwand. Ik zag de jongen en het meisje als silhouet.
De jongen speelde luchtgitaar, het meisje drumde.
Hee, zei ik, en toen ik dat zei blafte Rocky.
De jongen en het meisje schrokken; ze maakten allebei een lullig sprongetje.
Jezus man, zei de jongen, en hij lachte, en het meisje zei niets. Ze keken nu allebei naar mij, dus ik stond op en zei dat ze van het podium af moesten, anders laat ik die hond los.
O sorry man, zei de jongen, en hij sprong meteen het gras op, en hij hielp het meisje van het podium.
Ik stapte naar voren, en ze keken omhoog, en ik keek neer.
Sorry man, zei de jongen nog een keer, ik dacht dat het gewoon kon. Hij lachte weer. Ze waren een jaar of zeventien, achttien. Het meisje was knap, de jongen had lang haar in een knotje.
Maar omdat je mij nu ziet, weet je meteen dat het niet kon? Dat je fout zat?
Ik trek snel mijn conclusies, zei hij, en hij knipoogde. Ik wist niet dat er een nachtwaker was.
Het kon niet, zei ik. Er is een nachtwaker.
Oké, zei de jongen.
Kom, zei het meisje, en ze pakte hem bij zijn arm. De jongen trok zijn arm los en zei nee, wacht. Het meisje zette een stap weg van hem en ze gromde achter zijn rug, alsof ik niet naar ze keek vanaf dat podium.
De jongen vroeg of ik hier de hele nacht ging zijn.
Ja, zei ik. Dus flikker op.
Nee, ik vroeg me gewoon af, dat is saai toch?
Het is niet meer saai als ik mijn hond straks op je loslaat.
Het meisje pakte hem nog een keer bij zijn arm, en hij trok zichzelf weer los. Vind je het niet leuk om bezoek te krijgen?
Nee, ik vind dat niet leuk, zei ik, en nu ga je weg of ik laat m'n hond los.
De jongen zette een stap naar voren en keek Rocky recht aan; ze waren ongeveer op gelijke hoogte, en Rocky kwispelde nog wat harder, die kuthond. Nee, zei de jongen, die hond doet niets. Hij zette zijn handen op de rand van het podium, zette zichzelf af en sprong er weer op. Rocky blafte, maar dat was van blijdschap.
Ik liet de lijn los en pakte die jongen. Ik vouwde mijn arm achter zijn nek en drukte mijn duim in zijn rechterpols, en vooral die duim is lekker -- je krijgt dan altijd een schreeuw, en de jongen schreeuwde, en het meisje riep zijn naam: Thomas!
Fuck man, zei Thomas hijgend, in mijn greep, dat doet pijn.
Ik had je gewaarschuwd, zei ik, mijn mond bij zijn oor.
Je zei dat je je hond los zou laten, en die hond doet niets. Hij zei het hijgend van de pijn. Wil je me loslaten?
Wil je opflikkeren?
Maar ik wilde alleen maar vriendelijk tegen je doen.
Ik hou niet van mensen die vriendelijk tegen me doen, Thomas.
Je zou wat meer vriendelijkheid in je leven toe moeten laten, zei hij.
Thomas! riep het meisje nog een keer. Ze keek om zich heen, staand in het gras, terwijl ik haar vriendje op het podium vast had. Er was niemand. Alleen Thomas en ik, mijn hond kwispelend naast ons. Wil je hem loslaten? Ze vroeg het alsof ze bijna ging huilen.
Niet zo piepen, zei ik. Je vriendje piept nu toch ook niet? Ik drukte mijn duim nog even hard in zijn pols, maar hij hield zich stil.
Hij is mijn vriendje niet.
O nee, Thomas? vraag ik de jongen. Wat doe je dan zo laat met dat meisje in het park? Hoop je ergens op?
Een mens kan altijd hopen, zei Thomas.
Ik liet hem los en duwde hem weg. Hij legde zijn hand op zijn pols, en daarna klakte hij zijn tong naar Rocky. Hee jochie, zei hij, hee. Rocky ging kwispelend voor hem zitten. Hij aaide die suffe hond, en hij zei nog een keer dat hij alleen maar vriendelijk tegen me wilde doen.
Ga van mijn podium af, zei ik.
Oké, zei hij, en hij sprong weer van het podium af, en hij legde zijn hand op de schouder van het meisje, en ze liepen weg, maar toen ze tien meter verder waren, draaide hij zich weer om en zei dat ze op weg waren naar een feestje. Heb je zin om mee te gaan?
Thomas, zei het meisje weer. Thomas.
Ik zei dat hij steeds minder kans maakte bij het meisje.
Vrouwen houden van mannen met een vrije geest, zei hij, en ik lachte om het woord mannen, want Thomas was een jochie. Of nee, zei hij, vrouwen vallen voor mannen met een vrije geest. Dat houden van is een stuk lastiger. Ik maak heel veel kans bij dit meisje. Toch?
Ze gaf hem een duw.
Hij lachte. Maar heb je zin? vroeg hij aan mij. Het is een heel leuk feestje.
Nee, zei ik. Daar heb ik geen zin in. Ik ben hier aan het werk. Ik ben vervelende gastjes van mijn podium aan het weghouden.
Fair enough, zei Thomas. Maar als je je bedenkt: het feestje is daar, en hij wees naar een van de torenflats van de Staalmeesterslaan aan de rand van het park, op de elfde verdieping, en je kan daarvandaan je podium in de gaten houden denk ik. Just sayin. Hij zei dat ik daar mooi stond, op het midden van mijn lege podium. Daarna liepen ze weg.
Ik zat een tijdje op de rand van het podium. Rocky sliep weer. Ik keek naar de flat en ik telde de verdiepingen, en op de elfde brandde licht en er bewogen mensen. Ik keek er een uur naar, en daarna zette ik Rocky weer vast aan het podium en ik zei dat hij moest blijven, en ik liep naar de flat, en ik nam de vier biertjes die nog in het sixpack zaten mee.
Bij de deuren van de flat was een groot bellenbord, en bij de elfde verdieping had iemand een papiertje geplakt met 'hier is dat feestje'. Ik belde en de deur werd opengezoemd. Ik stapte in de lift en ging naar de elfde.
De deur van het appartement met het feestje stond open, en er was een ballon tegen de deurstijl geplakt. Er kwam harde muziek naar buiten.
Binnen stonden er honderd jongens die allemaal op Thomas met zijn knotje leken en honderd meisjes die allemaal op het meisje leken. Ik liep tussen ze door, en in de derde kamer waar ik kwam, zag ik Thomas. Hee man, zei hij, en hij schudde mijn hand en sloeg me op schouder. Goed dat je bent gekomen, vrije geest, zei hij. Kijk, zei hij, en nam me mee naar het balkon waar twintig mensen stonden te roken. Daar is je podium. We keken samen naar het park. In het donkere gras stond een zwarte rechthoek. Er was niets aan de rechthoek te zien. Hij was alleen zwart. Mijn hond zat daar wel, of hij zat daar niet -- het was niet te zien.
Kom, zei Thomas, drinken. Hij nam de vier biertjes van me over, zei dat die warm waren, en in de keuken stond een grote ton met ijswater, gevuld met bier, flesjes en blikjes. Hij liet mijn blikjes erin vallen en pakte er twee flesjes uit, Corona's, zoiets. Hij opende ze aan de rand van de ton, gaf er een aan mij en we proostten. Op vrije geesten, zei hij, maar ik zei niets terug. Hij zei dat ik hier vrienden moest maken. Alleen maar leuke mensen, zei hij. Daarna zag hij iemand met wie hij liever wilde praten, en toen was hij weg.
Ik ging met mijn biertje terug naar het balkon, stapte tussen de rokende mensen door en ging aan de railing staan. Mijn podium was zwart, ik zag niets.
Ik werd op mijn schouder getikt. Het meisje van Thomas stond achter me. Hoi, zei ze. Ze had ook een Corona in haar hand.
Ik zei niets.
Toch gekomen?
Anders was ik hier nu niet.
Waar is je hond?
Nog daar.
Vind je dat niet zielig?
Ik haalde mijn schouders op. Het is een waakhond. Hij waakt. Hij doet waar ie voor is.
Dat vind ik een rare gedachte over een levend wezen, zei ze.
Nou en, zei ik, en ik draaide me weer naar het park.
Ze ging naast me staan en zei dat Japanners mijn gedachten wel deelden over dingen.
Japanners delen helemaal niks met mij, zei ik.
Zij vinden dat je een ding altijd moet gebruiken waar het voor bedoeld is en dat je een ding altijd moet bedanken als het gedaan heeft wat het moet.
Dat is allemaal heel slim van jou, dat je dat weet.
Misschien delen Japanners jouw gedachten ook wel over dieren, zei ze. Dat weet ik niet. Maar dat over dingen had ik een keer gelezen.
Heel slim, zei ik.
Ik keek naar het zwarte rechthoek in het park.
Wil je een halfje? vroeg het meisje. Ze had twee halve pilletjes in haar handpalm.
Nee, zei ik. Ik wil geen halfje. Ben jij ook zo'n vrije geest? Net als je vriendje?
Hij is mijn vriendje niet.
Nee, maar dat zou je wel willen zeker?
Nee, ik wil nog helemaal geen vriendje. Ik wil eerst iets van de wereld zien. Ik heb nu een tussenjaar, net begonnen, dus ik ben nog plannen aan het maken. Azië, denk ik. Ben jij wel eens in Azië geweest?
Nee, ik ben nooit in Azië geweest.
Maar sowieso Afrika, want ik wil een keer iets voor iemand anders hebben gedaan voor ik mezelf in deze maatschappij moet zien te redden.
Dat klinkt alsof je het al helemaal hebt uitgedacht.
Ze haalde haar schouders op.
En je hoeft geen vriendje?
Nee, nog niet.
Ik vroeg of ze nog wist hoe ik een uur geleden haar vriendje in het park in de klem had.
Ja, dat weet ik nog.
Weet je nog hoe je piepte? Hij is je vriendje. Je wil dat hij je vriendje is.
Maar echt, zei ze, ik moet daar nog niet aan denken. Maar echt.
Want je bent een vrije geest.
Ik ben in ieder geval niet burgerlijk, zei ze. Ze liet de halve pilletjes nog een keer zien. Wil je echt niet?
Nee, flikker maar op met je halfje, vrije geest, zei ik, en ik liep weg van het balkon, de kamer in waar alle jongens en meisjes stonden te dansen, en ik duwde me erdoorheen tot ik een hand om mijn arm voelde. Het meisje had me vast en ze zei iets dat ik niet verstond. Wat? zei ik.
Ik wilde alleen maar lief tegen je zijn, zei ze. Omdat ik het gevoel had dat je het verdient.
Weet je wat ik verdien? zei ik, en ik greep 'r bij haar kont, duwde mijn hand tussen haar billen en pakte haar op haar mond.
Ze sloeg met haar vuisten op mijn borst, en ik liet haar los, prima, je hebt er geen zin in, en ik liep weg.
Ik zag Thomas in de gang staan praten met een ander meisje. Die ander is veel lekkerder, zei ik. Waar je mee bent gekomen. Dit is een lelijk mokkel. Die ander wil verkering met je, lullekop.
Thomas lachte en zei: ja, dat willen ze allemaal wel. Het meisje dat naast hem stond lachte ongemakkelijk en ik zag dat het waar was, dat die lul het zei en dat het gewoon waar was.
Ik liep door, in de richting van de lift.
Tot later, nachtwaker.
Ik was terug in een paar stappen en ik pakte hem weer zoals ik 'm op het podium had gepakt, arm achter zijn nek, duim op zijn pols en knijpen. Hij kreunde en zei: daar hebben we dat trucje weer.
Het meisje met wie hij had staan praten riep ook: Thomas!
Allemaal in paniek om jou, jongen, zei ik. Dat heb je toch goed voor elkaar.
Hee man, chill, zei Thomas. Chill gewoon, ik dacht dat we vrienden waren.
Ik ben geen vrienden met jou, zei ik. Ik ben alleen maar de nachtwaker.
Het meisje met wie hij in het park was geweest kwam er nu bij staan. De twee meisjes stonden naast elkaar. Ik knikte naar ze en zei: als jullie je tieten laten zien, laat ik 'm los.
Ze keken elkaar aan en deden niets. Ze stonden alleen maar dom te kijken.
Zo gek zijn ze dan toch niet op je, Thomas.
Dat maakt niet uit, man. Ik ben ook niet gek op hen.
Ik trok mijn klem nog wat aan en drukte mijn duim harder in zijn pols.
Kijk naar ze, zei ik. Kijk naar al die mensen. Ik duwde hem naar de deuropening en we keken met z'n tweeën naar zijn dansende vrienden.
Ja, zei Thomas, met een kreun van pijn door mijn duim in zijn pols. Leuk feestje man.
Ik duwde hem het feestje in, draaide me om, en liep langs de twee meisjes naar de lift.
In de hal beneden stonden jongens en meisjes die nog naar het feestje gingen. Ze wilden de lift al instappen voor ik eruit was. Ik gaf de voorste een duw, en ze stapten allemaal achteruit, hee man, chill, chill, en ik zei: ik chill niet. Ik liep de flat uit, het park in, en in de lage struiken naast het pad zat een gast op zijn hurken te schijten. Hij zat vlakbij een lantaarnpaal en het was een junk, een magere kutjunk die te ver weg was om een plek op te zoeken waar ie niet vol in het licht zat. Ik ging voor hem staan en zei: weet je dat honden jouw schijt eten en daar ziek van worden?
Hij keek op en hij zei: wat?
Dit, zei ik, en ik trapte met de punt van mijn schoen onder zijn kin, maar hij trok op tijd weg, want als ik 'm vol had geraakt, was ie niet meer opgestaan. Hij viel achterover, in zijn eigen junkenschijt.
Wat? zei hij nog een keer.
Met je waardeloze kutleven, zei ik. Met je fokking waardeloze kutleven.
Ik liep het park in, naar mijn podium, naar het zwarte rechthoek in het park, en ik keek nog een keer om naar de flat en de mensen op elf hoog, met je fokking waardeloze kutleven, zei ik nog een keer, en ik kwam bij mijn lege podium, en Rocky zat daar op me te wachten.