Ik heb ooit honderd euro verdiend omdat mijn buurvrouw bang voor me was. Die buurvrouw woonde een paar deuren verder, en het was zo'n type waar ik weinig mee kon, en zij kon weinig met mij; we knikten alleen naar elkaar, en als ik Rocky bij me had, maakte ze van het knikken iets dat nog wat sneller afgehandeld moest worden dan anders. Ze was niet iemand met wie ik vrienden zou worden, dus, maar dat maakte me niet uit, ik was zelf ook niet iemand met wie ik vrienden zou worden.
Rocky was de eerste Rocky toen, de Mechelaar van mijn pa. Mijn pa leefde nog toen, maar hij kon niet meer voor die hond zorgen. Hij had 'm in huis genomen omdat ie dacht dat ik dacht dat ik dan vaker langs moest komen. Hij had 'm Rocky genoemd omdat ie had onthouden dat ik ooit eens had gezegd dat ik een hond wilde en dat ik 'm dan Rocky zou noemen. Mijn pa kon twee jaar voor die hond zorgen, en daarna lukte het niet meer. Ik nam 'm in huis, en de buurvrouw was bang voor mij en mijn hond.
Ze dacht dat andere mensen ook bang voor mij en mijn hond zouden zijn, denk ik, dus ze kwam een keer naar me toe toen ik Rocky niet bij me had, en ze vroeg of ik mijn hond nog had, en ik zei ja, ik heb mijn hond nog, en ik was klaar om iets te zeggen over wat zij daarna zou zeggen, maar ze zei mooi, en of ik honderd euro wilde verdienen.
Een week later stond ik met Rocky aan een korte lijn op een podium. Het stond in het Rembrandtpark en er werd die dag niets gedaan op het podium; er zou pas de dag erna iets, maar ze moesten het podium een dag van te voren opbouwen omdat het opbouwen een hele dag kostte. Ik moest het een avond en een nacht bewaken. Ik had tegen mijn buurvrouw gezegd dat ik nooit eerder iets had bewaakt en ze zei dat dat niet erg was, dat er toch niets zou gebeuren, maar dat ze er voor de zekerheid iemand neer wilde zetten.
Er liepen nog wat gasten rond die de boel hadden opgebouwd, ze schreeuwden een beetje naar elkaar, en mijn buurvrouw hing er nog met wat rare vrienden; zij hadden het programma van de volgende dag bedacht. Het was wereldmuziek, had ze gezegd. Maar wat voor muziek is het dan, had ik gezegd, want ik dacht dat ze bedoelde dat het heel goeie muziek was, dat 'wereldmuziek' voor haar een woord was waarmee ze zei dat het echt heel goed zou zijn. Wereldmuziek, had ze nog een keer gezegd, en daarna had ze gezegd dat er veel trommels zouden zijn.
Eerst gingen die gasten weg die het podium hadden opgebouwd, en toen gingen de vrienden van mijn buurvrouw weg, en mijn buurvrouw durfde nog niet weg.
Ik zei dat ze gewoon kon gaan als ze dat wilde, dat ik alles onder controle had, en Rocky blafte een keer tegen haar, maar dat was speelsheid. Ze zette hoe dan ook een stap naar achteren, en ze zei dat ze zich een beetje schuldig voelde dat ze me achterliet.
Ik zei dat dat nergens voor nodig was, als ik maar geld van haar kreeg.
Ja, zei ze, ja. Wil je dat geld nu?
Ik zei dat ik er nu nog niks mee ging doen, maar dat ik het wel een prettig idee vond.
Oké, zei ze, en ze pakte twee briefjes van vijftig uit haar tas, en die gaf ze me voorzichtig, omdat Rocky z'n best aan het doen was tegen haar op te springen. Ik hield 'm kort en pakte het geld aan, en mijn buurvrouw zette een paar stappen naar achteren. Oké, zei ze, dan ga ik maar.
Dat is goed, zei ik. Ik let op je podium.
Fijn, zei ze, ze zei dat er morgen om zeven uur mensen zouden komen die de rest op zouden bouwen, en ze zwaaide een beetje half, en toen klom ze het trapje aan de zijkant van het podium af en ik zag haar weggaan over het pad dat door het grasveld liep.
Ik ging zitten op de rand van het podium, en Rocky piepte even en ging toen naast me zitten.
Na een uur had ik honger. Kut, zei ik hardop. Ik had niet aan eten gedacht, en niet aan drinken. Ik keek om me heen. Ik wist dat er een Albert Heijn op de Postjesweg zat, maar dan zou ik het podium alleen moeten laten. Rocky jammerde en ik had ook niks voor hem bij me. Daar zitten we, zei ik. Ik voelde aan mijn zakken, maar ik had geen telefoon toen. Ik had wel een telefoon thuis, maar ik had geen beltegoed, dus ik had 'm thuis laten liggen. Ik klom het podium af en liet Rocky springen. Verderop was een vijver, en daar kon hij drinken als hij wilde. Ik liep ernaartoe, Rocky naast me, en ik keek af en toe om of er niemand bij het podium kwam.
Bij de vijver dacht ik na. Er liepen genoeg mensen door het park, het was mooi weer, dus ik kon iemand aanspreken.