Naar ’t verre, vaste, bruine land...
Nu weet ik: nergens vind ik vree,
Op aarde niet en niet op zee,
Pas aan die laatste smalle ree
Van hout in zand
(Uit: ‘Het einde’)
Tijdens zijn verblijf in China ontdekte Slauerhoff de bedwelmende en geestverruimende werking van opium. In het nachtleven van Shanghai en Hongkong komt hij ermee in aanraking. Over zijn ervaring met de drug noteert hij in zijn dagboek: ‘de eerste keer wanneer de weldadige rook de longen binnendringt geeft het gevoel dat een vrouw weet van een eerste omhelzing, een zalig geweld. Er is alleen dat geweldige, dat als een muur staat tussen leven en dood, en van beide heeft het veel.’
In ziekte en lediggang verloopt mijn leven.
Als er geluk komt, kan ik het niet genieten,
Als een gedicht wil, kan ik er niet toe komen
De inktsteen te wrijven en het penseel te voeren.
(Uit: ‘De Oude’)