Vrouwelijke auteurs ontvangen van oudsher een stuk minder waardering dan hun mannelijke collega’s. Bij vrijwel alle literaire prijzen is de verhouding schever dan te verwachten is op basis van het aantal mannelijke en vrouwelijke auteurs. Waar ligt dat aan?
#lekkertellen: met die hashtag liet de ‘Lezeres des Vaderlands’ in 2016 zien hoe ongelijk de verdeling was in de aandacht in de literaire pers voor mannelijke of vrouwelijke auteurs. Een jaar lang inventariseerde ze de m/v-verhouding bij de hoeveelheid besproken boeken, en ook bij de recensenten die die boeken bespraken.
En wat bleek? Of het nu om recensies of literaire prijzen ging: vrouwen ontvingen ze significant minder vaak. De campagne van de Lezeres – wie er achter het initiatief zat weten we niet, zelf noemde ze zich ‘een spreekwoordelijke vrouw van middelbare leeftijd’ – bracht veel discussie op gang: hoe konden de verhoudingen overal in het literaire veld zó scheef zijn?
Het was niet de eerste keer dat deze kwestie werd aangestipt. In 2007 voelde de jury van de Libris Literatuur Prijs (vier mannen, één vrouw) zich genoodzaakt uit te leggen waarom er op de shortlist maar één vrouw stond. Die verklaring was nogal offensief: het lag aan hun boeken, die waren ‘lichtgewicht, kleine persoonlijke wissewasjes, thrillers, relatieproblemen, al of niet in moord eindigend, of in een cursus’.
Ligt dat aan de samenstelling van de jury? Niet volgens Margot Dijkgraaf, die in Vrouwen, mannen en de Libris Literatuur Prijs (2013) constateerde dat de percentages genomineerde en winnende vrouwelijke auteurs niet anders worden naarmate er meer vrouwen in de jury’s zitten. Ongeacht de gendersamenstelling van de jury was eenzelfde tendens waar te nemen: in elke stap in het selectieproces bleven naar verhouding minder vrouwen over. Voor de 19 edities van 1994 tot 2012 was het percentage ingezonden boeken van mannen 68%; op de longlist met 18 auteurs nam het aantal mannen toe (72%), en opnieuw op de shortlists van 6 auteurs (75%), om vervolgens op 90% aan laureaten uit te komen.
De Libris Literatuur Prijs is maar één voorbeeld: bij vrijwel alle prijzen, in het Nederlandse taalgebied en daarbuiten, is deze verhouding schever dan op basis van de hoeveelheid mannelijke en vrouwelijke auteurs die aan de eisen voldoen, te verwachten is.
Het raadsel van literaire kwaliteit
Schrijven mannen betere boeken dan vrouwen? Ligt het aan literaire kwaliteit? Wat ís literaire kwaliteit eigenlijk? Op die laatste vraag is geen objectief antwoord mogelijk. Literaire kwaliteit is: dat wat goed gevonden wordt door de literaire wereld. En zolang die literaire wereld in meerderheid mannelijk is, zullen boeken van mannen hoger gewaardeerd worden.
Dat mechanisme begint al vroeg, beschrijft Marja Pruis in De Groene Amsterdammer: ‘Vrouwen zijn er van jongs af aan in getraind van jongensboeken te houden. Andersom worden jongens niet tot meisjesboeken verleid.’ En dat blijft dus effect houden, tot aan de literair-historische canon, aldus Margot Dijkgraaf: ‘Wellicht is het zo, dat van oudsher het mannelijke schrijven, de mannelijke thema’s de canon van de Nederlandse literatuur vormen, ook voor de jonge vrouwelijke lezers’.
Wie denkt dat er daadwerkelijk een stilistisch verschil is aan te wijzen, doet er goed aan het onderzoek van literatuurwetenschapper Corina Koolen te bekijken. In Dit is geen vrouwenboek (2020) kijkt ze met digitale onderzoeksmethoden naar de relatie tussen het gender van de auteur en de toekenning van literaire waarde aan een werk. Zij concludeert: het vermeende genderverschil in literaire kwaliteit gaat vooral om perceptie. Stilistisch schrijven vrouwen niet anders dan mannen, maar werk van vrouwelijke auteurs wordt sneller geassocieerd met laag-literair ingeschatte genreromans, terwijl werk van mannelijke auteurs vaak in literair-technische termen wordt besproken.
Vrouwelijke auteurs zijn al heel lang aanwezig in de literaire wereld – het probleem ligt dus niet in hun aanwezigheid, maar in hun overlevering, stelt Koolen. Letterkundige Erica van Boven beschreef in Een hoofdstuk apart (1992) hoe dit begin 20ste eeuw al speelde. Toen werden vrouwelijke auteurs al opgemerkt en gerecenseerd, maar wanneer er geselecteerd moest worden – voor bloemlezingen, voor literatuurgeschiedenissen, voor prijzen – verdwenen ze. Hun werk werd nooit geïntegreerd met de dominante ideeën over literaire kwaliteit: het bleef letterlijk een verhaal apart.
Josepha Mendels, Anja Meulenbelt en Beb Vuyk tijdens uitreiking Anna Bijns Prijs voor Nederlandse schrijfsters aan Mendels, 1986
Recente veranderingen
Is er de afgelopen jaren, nu deze kwestie vaker geagendeerd wordt, misschien wel iets veranderd? Het hoopgevende antwoord is: ja, wel íets, al gaat het niet snel. Opvallend is dat er de laatste jaren een kentering is geweest in de toekenning van poëzieprijzen. Sinds 1994 wordt de VSB Poëzieprijs – nu de Grote Poëzieprijs – uitgereikt: van de 29 winnaars waren er 9 vrouw. Daarvan ontvingen maar liefst 7 vrouwelijke laureaten de prijs in de afgelopen 11 jaar. De Jan Campert-prijs kent 13 vrouwelijke laureaten uit 71 edities, van wie 5 in de afgelopen 7 jaar.
Hoopgevend is dat ook bij debuutprijzen een omslag zichtbaar is: bij zowel de Bronzen Uil als de Anton Wachterprijs werden de afgelopen jaren meer vrouwelijke dan mannelijke laureaten gekozen. De Buddingh’-prijs voor poëziedebuten, ging sinds het begin in 1988 16 van de 35 keer naar een vrouw, de laatste tien jaar zelfs zeven keer.
Het grote geld wordt echter nog steeds niet evenwichtig verdeeld. Sinds 2013 waren 3 van de 11 laureaten van de Libris Literatuur Prijs vrouw. Ook voor de andere grote prijzen, waaronder de P.C. Hooft-prijs, is de balans zich nog niet aan het herstellen.
Op het gebied van jeugdliteratuur zijn vrouwelijke auteurs weliswaar al sinds jaar en dag sterker vertegenwoordigd. Ongeveer de helft van de laureaten van zowel de Nienke van Hichtum-prijs, de Theo Thijssen-prijs als de Woutertje Pieterse Prijs is vrouw. Maar de aandacht die er is voor deze jeugdliteraire prijzen is nog niet te vergelijken met die voor de Hooft-prijs.
Online expositie: de P.C. Hooft-prijs en vrouwelijke auteurs
Voor deze online expositie zoomt het Literatuurmuseum, op verzoek van de Stichting P.C. Hooft-prijs, in op de P.C. Hooft-prijs. Esther Jansma inventariseerde al in 2023 de winnaars en analyseerde ook de genderverhouding naar genre en leeftijd op Neerlandistiek. Ze stelde een plan van aanpak voor om de ongelijkheid te neutraliseren, dat is overgenomen door de organisatie van de prijs. Voortaan worden de juryleden geattendeerd op de genderstatistieken en via verschillende ingrepen gemotiveerd om zich tijdens de jurybijeenkomsten bewust te zijn van de genders van de besproken kandidaten.
Dat is hard nodig, want tot op heden kent de prijs 73 laureaten, waarvan 13 vrouwelijke auteurs: iets meer dan 1 op 6. In de 21ste eeuw is er te spreken van een heel voorzichtige toename: onder de 25 laureaten vanaf 2000 zijn 6 vrouwelijke auteurs: iets minder dan 1 op de 4.
En als we ervan uitgaan dat deze scheve verdeling het gevolg is van literair-historische factoren, en niet van literaire kwaliteit, is het de moeite waard om aandacht te vragen voor auteurs die misschien meer kans op de prijs hadden gehad wanneer ze geen vrouw waren geweest.
Voor dit project werd daarom een jury bijeengeroepen van leden die al eens in de P.C. Hooft-jury hadden gezeten, die de vraag voorgelegd kregen: welke reeds overleden vrouwelijke schrijvers hadden de prijs kunnen krijgen? Wel verdiend, niet ontvangen. Dat leverde een lijst op met 33 namen: allemaal schrijvers van interessante, prijswaardige oeuvres. Voor deze online expositie werden er vijf auteurs gekozen. Niet om postuum de P.C. Hooft-prijs te kunnen toekennen, want zo werkt het niet. Maar het levert wel vijf verhalen op waaruit naar voren komt hoe literaire waardering en marginalisering in de praktijk functioneren.
Deze expositie legt verschillen op het gebied van gender in de toekenning van literaire prijzen onder de loep. Niet alleen gender speelt een rol: ook etniciteit, levensbeschouwing, seksualiteit, leeftijd en lichamelijke en geestelijke gezondheid kunnen meespelen. Schrijfster en jurylid Karin Amatmoekrim bekritiseerde in 2015 al ‘de ondraaglijke witheid van de Nederlandse letteren’: ‘want waar zijn de zwarte stemmen?’
Het binaire m/v is dus slechts één van de assen waarop auteurs kunnen worden gemarginaliseerd, en in de praktijk zijn deze verschillende vormen van uitsluiting op allerlei manieren met elkaar verweven. De verhalen over vijf ondergewaardeerde vrouwelijke auteurs in deze online expositie belichten daarom de vele factoren die hen tot outsider maakten in het literaire veld, én waarom hun veelzijdige, verfrissende oeuvres herwaardering verdienen.