1951: Atonaal
In 1951 publiceert Simon Vinkenoog Atonaal. Een roemruchte bloemlezing die geldt als het eerste publieke manifest van de Vijftigers, die zich atonale dichters noemen. Naast gedichten van Campert is hierin poëzie opgenomen van onder anderen Hans Andreus, Jan G. Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Paul Rodenko en Simon Vinkenoog zelf. Er volgen nog twee, inmiddels klassieke, bloemlezingen: Nieuwe griffels schone leien (1954) en Vijf 5tigers (1955).
De Vijftigers betekenen voor Campert meer dan een groep gelijkgestemde poëten:
Het was meer dan een vriendenclub. Het was voor mij een soort familie, iets wat ik altijd heb gemist. Ik ontdekte op alle fronten het leven, alles kwam tegelijk: mijn eerste verliefdheden en mijn schrijverschap.
De Vijftigers
De Vijftigers zetten zich af tegen de poëzie van hun voorgangers. Tegen de schoonheidsidealen van de Tachtigers en het intellectualisme van de redacteuren van Forum. Ze noemen het ‘proefondervindelijke poëzie’: poëzie die rechtstreeks uitgaat van wat er wordt ervaren en op een directe manier verwoord. Er is ruimte voor taalexperimenten, voor een spel met betekenis, klank en typografie. Spelling wijkt af van het gangbare, hoofdletters en interpunctie ontbreken vaak. Net als bij jazzmusici houdt de groep van associëren. Niet verwonderlijk hebben veel Vijftigers affiniteit met de beeldend kunstenaars van de Cobra-beweging. De Vijftigers hekelen de maatschappelijke orde, gedragen zich als bohemiens en prediken het pure en ongerepte. Campert staat binnen de experimentele groep bekend als de meest toegankelijke dichter.