Slauerhoff zou op vijf stoomschepen van de Java-China-Japan Lijn dienstdoen, waaronder de Tsjileboet en de Tsjisaroea. Met de bemanning had hij doorgaans een goed contact. Ze konden bij hem terecht met hun ‘mannenkwalen’, het resultaat van de uitstapjes in exotische havensteden waar het schip aanmeerde. De ruime ervaring die Slauerhoff zo opdeed met geslachtsziekten ontwikkelde hij tot een specialisatie.
Een belangrijk onderdeel van zijn werk aan boord bestond uit het keuren van ‘koelies’. Deze goedkope werkkrachten leefden op het dek van de schepen, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Op elke reis gingen er honderden koelies mee, tot soms wel duizend tegelijk. Voor de rederij, zijn werkgever, was het belangrijk dat ze gezond waren en bleven.
Er zijn veel foto’s bewaard gebleven van Slauerhoff met bemanningsleden en reizigers.
De reizen die Slauerhoff maakte, eerst in dienst van de Java-China-Japan Lijn, later ook voor andere maatschappijen, gaven hem volop gelegenheid om te doen wat hij het liefste deed: lezen en schrijven. Hij ging hierbij zo onopvallend mogelijk te werk, want aan boord wilde hij liever niet als schrijver/dichter te boek staan.
Slauerhoff: ‘De samenleving op een schip is niet van dien aard, dat men met lauwertakken op zijn pet kan loopen’.
’k Denk nooit in volle zee aan hen,
Maar aan de steden die daar staan
En die ik voor mijn vrienden ken;
Door hen slechts raak ik de aarde aan
Trotsch voor zijn troeble stroom Shanghai,
Rio in haar aardsch paradijs,
Reykjavik aan zijn rookige baai,
Hongkong in rotsen blank en grijs
(Uit: ‘De havensteden’)