Vrouwen in zijn leven

Ik bezat haar en verliet haar, zonder reden, ten prooi aan ellende.

‘Het eind van het lied’, 1930

 

 

Slauerhoff had in zijn korte leven veel liefdesverhoudingen. Eén keer trouwde hij, maar het huwelijk hield geen stand. Hij wilde en kon zich niet binden. Twee vrouwen zullen van bepalende invloed blijken: domineesdochter Heleen Hille Ris Lambers en de danseres Darja Collin.

 

Portret van Heleen Hille Ris Lambers uit 1918, collectie Tresoar

In het turbulente liefdesleven van Slauerhoff speelde domineesdochter Heleen Hille Ris Lambers een zeer belangrijke rol. Slauerhoff leerde haar kennen via haar twee jaar jongere zus Annie. Jan was regelmatig op de pastorie te vinden; de levendigheid van het gezin met negen kinderen sprak hem aan. Het liefst voerde hij serieuze gesprekken met de vrijzinnig hervormde predikant Cornelis Hille Ris Lambers. Over godsdienst, filosofie en spiritisme, maar ook over literatuur.

 

Na enige tijd ontstond er een gecompliceerde situatie: Annie was verliefd geworden op Jan, maar hoe graag hij haar ook mocht, hij voelde zich meer aangetrokken tot Heleen. Zij schreef hem dat ze niet genoeg van hem hield om zijn vrouw te worden. Aan beide zussen schreef hij brieven, maar Heleen werd ‘een liefde die vriendschap bleef’.

 

Truus de Ruyter in het midden rechts naast Slauerhoff

Een paar jaar later, in 1919, ontmoette Slauerhoff de studente Nederlandse letterkunde Truus de Ruyter. De liefde was wederzijds en al snel verloofden zij zich. Truus had gymnasium gedaan en hielp Slauerhoff met het leren van Latijn en Grieks. Hij nam haar mee naar zijn ouderlijk huis en ze brachten de zomervakantie samen door op Vlieland. In de zomer van 1922 werd de verloving abrupt verbroken. De aanleiding? Truus was over een huwelijk begonnen, een stap die Slauerhoff nog niet durfde te maken.

 

Vele dagen bleef ik alleen: gelukkig?
Verlangenloos tenminste.
Het gevoel van zoeken was weer over mij. En ik dacht: nu is zij het. Waarom liet ik haar gaan? Om haar te zoeken – dan wist ik wat ik zocht. En toch hoopte ik haar te vinden.

 

(Uit: ‘Het eind van het lied’)

 

Het is niet duidelijk waar en bij wie Slauerhoff de vier jaar jongere balletdanseres Darja Collin voor het eerst heeft ontmoet. Waarschijnlijk is dat in het huis van dichter en danscriticus J.W.F. Werumeus Buning. In een brief aan zijn vriend A. Roland Holst schreef Slauerhoff in 1930 dat hij helemaal weg was van een vrouw die de door hem zo verfoeide danskunst beoefende. En zij van hem.

Ze trouwden nog hetzelfde jaar, op 3 september. Om haar dansschool in Den Haag, die financieel voortdurend op de rand van de afgrond verkeerde, te steunen, tekende hij weer een contract als scheepsarts. Na zijn tweede reis werd hij ziek. Het stond nu vast dat Slauerhoff aan tbc leed. Toch knapte hij weer op.

Darja Collin
Danseres en balletschooleigenaresse, met wie Slauerhoff van 1930 tot en met 1935 was getrouwd. In 1932 beviel Darja van een zoon, die kort na de geboorte overleed.

In maart 1932 beviel Darja van zoontje Juan Darito, dat direct na de geboorte overleed. Dit deed Slauerhoff enorm verdriet, haar ogenschijnlijk veel minder. Misschien was dit het begin van verwijdering tussen de echtgenoten wat ten slotte tot een echtscheiding leidde. Vast staat dat Slauerhoff ziekelijk jaloers was en nauwelijks kon verdragen dat Darja in haar theatervoorstellingen met mannen danste.

 

Ik heb een bitter leed: ik ben niet de eerste,
Neen, velen zijn vóór mij gekomen
En vonden haar en hebben ’t allerteerste
Zonder verweer in hun bezit genomen.

 

(Uit: titelloos gedicht)

 

Tijdens zijn reizen had Slauerhoff allerlei kortstondige avonturen, aan boord of elders. Er was een zekere Henriëtte, een uit Bretagne afkomstige Jane Pesante (getrouwd, maar haar man werkte in het buitenland) en Georgette Barbé die in Parijs als prostituee had gewerkt. In Slauerhoffs nalatenschap bevonden zich nog eens tientallen foto’s van meisjes en vrouwen van wie de namen niet bekend zijn.

 

Ik kus je haren die even wild en grillig zijn als jezelf!

Uit een brief van Jane Pesante aan Slauerhoff, 12 februari 1930

 

 

De manier waarop Slauerhoff vrouwen aantrok en vervolgens ook weer afstootte, liet sporen na. Zo werd ook Lenie Eerland - van der Goes verliefd toen hij een maand moest doorbrengen in het ziekenhuis waar haar man als arts werkte. Lenie scheidde, maar van een huwelijk met Slauerhoff kwam het nooit. Ook nu ging hij een verbintenis uit de weg.

 

Niet een vooropgezet verleider-willen-zijn maakte hem attractief voor vrouwen, maar juist de bekoring van het trouwhartige en jongensachtige in zijn blik en in zijn glimlach, waardoor zijn gezicht bepaald charme kreeg.

Biograaf Constant van Wessem

 

 

Brief van J. Slauerhoff aan Heleen Hille Ris Lambers, 13 februari 1927
Met Heleen onderhield Slauerhoff een levenslange intense vriendschap, een aantal gedichten draagt hij aan haar op.
 

Door zijn ongeregelde, reizende bestaan was Slauerhoff voor het onderhouden van contact aangewezen op het schrijven van brieven. Hij schreef over zijn reizen, zijn verlangens en twijfels, en over de eenzaamheid die hij ervoer.

 

Vooral in de brieven aan Heleen Hille Ris Lambers stortte hij regelmatig zijn hart uit. De briefwisseling met Heleen, die wordt beschouwd als het tweede dagboek van Slauerhoff, zou zijn leven lang blijven voortduren. Zij was zijn grote liefde van wie altijd een foto in zijn hut hing. Veel bewaard gebleven brieven tonen Slauerhoffs gemoedsgesteldheid.

 

Beste Helen. In heel lang niets van je gehoord. Zoo zwaar aan het peinzen over je plannen. Toch niet ziek hoop ik? […] Ik was hier voor een week te logeeren maar ben ziek geworden, denkelijk malaria en heb het leelijk te pakken gehad. Daarvoor ook veel doorgemaakt zoodat ik er weer geducht van langs heb gehad. Daarbij komt dat het mogelijk is dat ik nog niet kan uitscheiden met varen, ik hoop nog wel. […] Helen dit is alleen een levensteeken, geef jij er ook gauw weer eens een? Dag, je Jan.

Slauerhoff aan Heleen Hille Ris Lambers, 1927

 

 

 

Liefste Larrios. Ik vond het vreeselijk je te zien verdwijnen. Dat was het afscheid van Europa. Maar je hebt mij zooveel meegegeven en over twee jaar zien wij elkaar terug. Je hebt mij veel beter gemaakt dan ik was. Om mijn betrekkelijke ondankbaarheid te verklaren geef ik je dit versje erbij. Ik weet natuurlijk niet of je ’t mooi zult vinden, maar ’t is zoo. Ik wist nooit dat een vrouw zoo sterk, zoo zacht tegelijk kon zijn. Dat ik het weet is gelukkig.

Slauerhoff aan Annie Grimmer, 1925

 

 

 

Liefste, vandaag stuur ik je mijn foto’s. Schrijf me enigszins uitgebreid want je brieven troosten me nogal. Ik leef alleen in afwachting van een brief van jou. De dag dat ik je brief ontving bracht ik huilend door en ik ben erg triest en verlangend je te zien. Ik kon je geen telegram sturen want dat zou niet aankomen, alleen een radiogram, maar daar wilden ze veel geld voor en ik kon niet zoveel betalen omdat ik alleen was. Maar per luchtpost lukte wel omdat dat goedkoper is. Je [Jan]

Slauerhoff aan Caridad Rodriguez, 1935

 

 

Een talent voor geluk leek Slauerhoff niet te hebben. De voortdurende onrust, zijn broze gezondheid, zijn koortsachtig zoeken naar de ideale vrouw. En vond hij eindelijk geluk in de liefde – Darja – dan stak een ziekelijke jaloezie de kop op, gevoed door de angst haar te verliezen. Een angst die precies dat verlies tot gevolg had.