De duivels
kunstenaarHij werd door Menno ter Braak ‘de duivelskunstenaar’ genoemd, en door Adriaan Roland Holst ‘de man die sneller schrijft dan God kan lezen’. En niet voor niets, want Simon Vestdijk (1898-1971) heeft een kolossaal oeuvre bij elkaar geschreven: 52 romans, 57 novellen en korte verhalen, 33 essaybundels en ruim 20 dichtbundels.
Schrijven is schrappen, wordt ons clichématig voorgehouden, maar dat is toch grote onzin. Juist die volheid van zinnen, die rijkdom aan bijvoeglijke naamwoorden, de nuancering, het tussenwerpen, het terugnemen, de kommaplaatsing, dat zit allemaal in het werk van Vestdijk. Ik prijs me gelukkig dat weinig mensen van mijn generatie Vestdijk lezen, want voor hen is het nieuw als ze alinea’s te lezen krijgen die ronken en doorgaan in lange zinnen. Dat doet bijna niemand meer, maar ik doe het graag.
Geschiedenis van een jeugdliefde
Voor Rovers en voor veel andere literatuurliefhebbers is Terug tot Ina Damman het essentiële Vestdijkboek. Deze ‘geschiedenis van een jeugdliefde’ was zijn romandebuut en kwam voort uit een veel groter manuscript, het 1121 pagina’s tellende ‘Kind tusschen vier vrouwen’, een roman fleuve op autobiografische grondslag naar het voorbeeld van Prousts À la recherche du temps perdu (1913-1927).
Vestdijk schreef ‘Kind tusschen vier vrouwen’ tussen januari en mei 1933, maar de beoogde uitgeverij Nijgh & Van Ditmar weigerde het uit te geven, in hoofdzaak vanwege de excessieve omvang. Vestdijk raakte ontmoedigd en depressief – toen hij er weer bovenop was besloot hij het manuscript uit elkaar te halen en er een aantal losse romans uit af te leiden. Uit dit ‘oerboek’ ontstonden zo ook de romans Meneer Visser’s hellevaart, Sint Sebastiaan en Surrogaten voor Murk Tuinstra, in respectievelijk 1936, 1939 en 1948 gepubliceerd.