In Bij nader inzien (1963), de roman van J.J. Voskuil over zijn Amsterdamse studentenjaren, krijgt Maarten Koning – het alter ego van Voskuil – op een lenteavond in het jaar 1952 bezoek van studievriendin Henriette. Wanneer zijn geliefde Nicolien thuiskomt, vertelt Maarten haar het laatste nieuws:
‘Henriette gaat naar Parijs.’
‘Naar Parijs?’ vroeg ze verrast.
Hij glimlachte. ‘Voorgoed.’
Ze keek snel naar Henriette. ‘Wat leuk. Wanneer ga je?’
‘Morgen,’ zei Maarten.
Henriette luisterde zonder iets te zeggen.
[…]
‘Zeg, we moeten weg,’ zei hij plotseling. Hij zette zijn kop neer en liep naar de kast om de jassen te pakken. Henriette stond ook op. Hij hielp haar in haar jas en daarna Nicolien.
[…]
Maarten kwam de stoep af. Een ogenblik bleven ze besluiteloos met zijn drieën tegenover elkaar staan.
‘Nou dag,’ zei Maarten. Hij tilde zijn hand even op, terwijl hij zich al half omdraaide.
‘Dag,’ zei Nicolien.
Henriette mompelde alleen, wendde zich af en liep van hen weg, de gracht langs.
Het zwijgzame, stugge personage Henriette Fagel in Bij nader inzien en ander werk van Voskuil is gemodelleerd naar Frida Vogels. Op 62-jarige leeftijd debuteerde Vogels met De harde kern (1992-1994), een vierdelig werk in drie boeken waaraan zij meer dan twintig jaar had gewerkt. Ze meed de publiciteit, haar uitgever G.A. van Oorschot mocht zelfs geen foto van haar verspreiden.
Er werd gezinspeeld op een mystificatie, zeker toen Vogels de Libris Literatuur Prijs 1994 won maar niet op de uitreiking ervan verscheen. Toch had de in Bologna woonachtige schrijfster al sinds eind jaren vijftig diverse vertalingen uit het Italiaans op haar naam staan (onder meer van Cesare Pavese en Primo Levi).