Liefdesbrieven van Willem Kloos en Jeanne Reyneke van Stuwe
Schrijversvriendschappen. Het leek me als bevlogen puber zo geweldig: twee grote geesten die doordeweeks de ene literaire stellingenoorlog na de andere uitvochten, waarna ze zich op zaterdagavond, gesterkt door menige roemer wijn, aan de tapkast verzoenden en tot diep in de nacht doorboomden over leven, liefde en literatuur. Nu, vijftien jaar en een veelvoud aan literaire collega’s later, weet ik wel beter.
Niet dat de badkuipen alcohol en literair-filosofische schermutselingen helemaal ontbreken, maar een auteur moet in de 21ste eeuw toch vooral een gewiekste zakenman of -vrouw zijn. Dan is het handig als je veel contacten hebt, want die ene collega kan je wie weet wel een extra klusje bezorgen en die andere komt ongetwijfeld ooit van pas als lid van een prijsjury, subsidiecomité of andere instelling die met financieel manna strooit. Kortom, als schrijver zit je duchtig te netwerken, like je aan de lopende band elkaars tweets en Facebookposts, terwijl je ervoor zorgt dat je alleen in select gezelschap kankert op je irritant succesvolle collega’s.
Er lijkt anno 2018 dus weinig over van de ‘klassieke’ schrijversvriendschap, maar is dat wel zo? Ik besloot het fenomeen te onderzoeken aan de hand van Willem Kloos (1859-1938) en Hein Boeken (1861-1933). Deze twee Tachtigers en collega-redacteurs van De Nieuwe Gids voerden bijna een halve eeuw een intense correspondentie, waardoor het een van de best gedocumenteerde literaire vriendschappen uit ons taalgebied is.