F.C. Terborgh was de schrijversnaam van oud-diplomaat Reijnier Flaes. Zijn oeuvre was niet heel omvangrijk maar werd hoog aangeslagen ‘door een zuiverheid aan toon, een precisie van woordkeus die een frappante trefzekerheid met zich brengt’, aldus de jury. Hij debuteerde als dichter en prozaïst in de jaren dertig in de tijdschriften Helikon, Forum en Groot-Nederland. Zijn eerste verhalenbundels De condottière en Le petit Chateau verschenen in 1940 in privédrukken, gedrukt bij de paters lazaristen in Peking, waar hij toen werkzaam was. In 1947 verscheen de korte roman Het gezicht van Penafiel en in 1949 Slauerhoff. Herinneringen en brieven, over zijn vriendschap met de dichter en romanschrijver die in 1936 was overleden. Hij zat als diplomaat in Bern, Madrid, Lissabon, Peking, Londen, Warschau, Oslo, Buenos Aires, Lissabon en hij was na zijn pensionering in Portugal blijven wonen.
‘Terborgh is iemand met een evidente zelfkritiek begiftigd en dat betekent dat de beperkte omvang van zijn oeuvre aan belang wint door de kwaliteit ervan. Geen epigoon van Slauerhoff, maar wel aan hem verwant, treft men in zijn werk de kenmerken aan van een doordringend romantisch besef, de verscheurdheid tussen droom en werkelijkheid, tussen onstilbaar verlangen en de onvervulbaarheid daarvan, tussen illusie en teleurstelling, tussen levenshonger en doodsdrift, en in correlatie met dit laatste een pijnlijk-scherp bewustzijn van de menselijke eenzaamheid.’ De jury noemt Terborgh, met zijn introverte karakter, evenwichtiger, beheerster dan Slauerhoff. ‘Terborgh objectiveert zijn gevoelens en ontroeringen, zelfs zijn hartstocht, tot een onderkoeld neo-realisme van een zeldzame volmaaktheid.’