Jan G. Elburg debuteerde in 1942 in het tijdschrift Criterium en ook zijn clandestien uitgegeven bundel Serenade (1943) was nog traditioneel te noemen. Na de oorlog werd zijn werk experimenteler en surrealistischer. In 1948 kreeg hij de allereerste Jan Campert-prijs voor zijn bundel Klein t(er)reurspel (1947).
Met mede-Vijftigers Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Bert Schierbeek stond Elburg in 1949 in de dichterskooi tijdens de opening van de Cobra-tentoonstelling in het Stedelijk Museum. De experimentelen lazen poëzie in hun zwartgeschilderde ‘poet’s cage’, met daarin groot de slogan: ‘Er is een lyriek die wij afschaffen’. Als enige van hen nam hij ook als beeldend kunstenaar deel. In 1948-1949 was Elburg een van de redacteuren van het tijdschrift Reflex, ‘Orgaan van de Experimentele Groep in Holland’. Later werd hij redacteur van de literaire tijdschriften Het Woord en Podium. In 1959 ontving hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam voor de bundel Hebben en zijn en in 1970 kreeg hij de Feniksprijs voor zijn gehele oeuvre.