‘Als je niet elke dag met een stok in je ziel roert, dan vries je dicht.’ Het zijn Krols eigen woorden, schreef de jury, ‘maar Gerrit Krol zou ze als motto boven zijn hele werk kunnen zetten. Hoe leerzaam, vermakelijk of ontroerend dat werk ook is, vóór alles wil Krol er schrijvenderwijs achter komen wat hem bezighoudt en wat dat betekent.’
Krol was wiskundige en combineerde zijn schrijverschap met zijn baan als computerdeskundige bij de NAM. Hij publiceerde romans, verhalenbundels, poëzie, essays en columns. In 1962 debuteerde hij met de roman De rokken van Joy Scheepmaker. Voor Het gemillimeterde hoofd ontving hij in 1968 de Prozaprijs van de gemeente Amsterdam, voor De weg naar Sacramento in 1978 de Multatuliprijs. In 2001 ontving Krol de P.C. Hooft-prijs.
Met zijn bèta-achtergrond en filosofische interesse heeft Krol zijn lezers vertrouwd weten te maken met wiskunde en met God, met melancholie en met zijn geboortestad Groningen, stelde de jury. ‘In de breedte van zijn belangstelling, maar ook in zijn streven naar een glashelder, levend Nederlands, valt hij misschien nog het best met Multatuli te vergelijken. Die vergelijking is zeker ook van toepassing op het Pak-van-Sjaalman-achtige Het gemillimeterde hoofd (1967), waarin hij via allerlei gebieden – de gedichten van H. Marsman, de prenten van M.C. Escher, de wiskunde van Gauss, psalmgezang, het Fries enzovoort – erachter probeert te komen hoe mensen elkaar begrijpen.’