‘Pier en Oceaan is de roman op zijn best,’ schreef de jury. ‘Met zijn sensitieve proza graaft De Jong zo diep in het gevoelsleven van zijn personages, en beschrijft hij zo zintuiglijk de wereld waarin ze zich bewegen, dat het verschil tussen lezen en leven niet zo groot meer is.’
‘“The Great Dutch Novel”, zo zou je Pier en oceaan kunnen noemen,’ schreef de jury. ‘Nederlands, om de allesoverheersende geur van zee en basalt in de roman, en vooral door het gereformeerde milieu waar hoofdpersoon Abel uit voortkomt. Groots, door de reikwijdte van het verhaal en ook de omvang ervan. (…) Niet alleen de zintuiglijke beschrijving van de weidse Zeeuwse en Hollandse landschappen neemt de ruimte, maar ook de diepgravende zoektocht naar het innerlijke leven van zijn personages. (…) Zo brengt hij onder woorden wat het is om iemand te worden: hoe onzichtbare invloeden van het tijdperk, van landschappen, lichamen, dromen maar vooral de anderen een mens vormen. En zo vindt hij samenhangende beelden en indrukken voor de chaos die ieder opgroeiend kind voelt.’
‘Wie zo zonder eromheen te draaien gebruik maakt van zijn eigen geschiedenis, roept bij de lezer meteen de vraag op waarom hij wat toch duidelijk autobiografisch schrijven is, een “roman” noemt’, bespiegelt Marjoleine de Vos in het begeleidend essay bij de prijs. De Jong wilde ‘een roman schrijven waarin zijn eigen jeugd op een bepaalde manier vervat zou zijn’, schrijft De Vos, en in Pier en oceaan ‘lezen we hoe Abel, op zijn vijftiende, dit eerste verhaal schrijft en hoe hij min of meer in dat beeld van die jongen op zijn paal blijft steken. Het stelt hem teleur “want er gebeurde niets”. Ook is hij ervan geschrokken: “Het was alsof het schrijven hem iets had onthuld wat hij liever verborgen hield.” (…) In zekere zin weerspiegelt deze eerste schrijfervaring de hele opzet van deze roman. Uitgaand van dichtbije dingen en menselijke situaties wordt een groter beeld en een complete innerlijke ontwikkeling opgeroepen. Want dat is wat autobiografisch proza kan: als het niet steeds zegt: “dit dacht ik, dit voelde ik, dit gebeurde er”, maar gebruik maakt van de mogelijkheid tot beeldend verzinnen die de romanvorm biedt. Autobiografie geschreven met verbeelding, en dat woord moet nogal letterlijk genomen worden, maakt iets zichtbaar wat zonder de verbeelding verborgen zou blijven.’
Oek de Jong debuteerde in 1977 met de verhalenbundel De hemelvaart van Massimo, die werd bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs. Opwaaiende zomerjurken (1979) won eveneens de F. Bordewijkprijs. Voor zijn essaybundel Een man die in de toekomst springt (1997) ontving hij de 1998 Busken Huetprijs. Zijn meest recente roman was Hokwerda’s kind (2002).