In Wat is creativiteit? (1987) peilt S. Dresden vanuit verschillende invalshoeken, ‘los van enige zekerheid, naar de ondefinieerbare oorsprong van kunst en literatuur’ – en dat met enorme eruditie en grote stilistische helderheid, aldus de jury.
‘De vraag uit de titel wordt door de auteur in de slotpagina’s van zijn boek herhaald: “Wat tenslotte is dan creativiteit?” en het aarzelende antwoord luidt, dat voor een onderzoek dat zich principieel als “probeersel” heeft voorgedaan, misschien alleen een “systeem” van paradoxen overblijft. (…) De bronnen van het onderzoek liggen zowel in wetenschappelijke studies als in het werk zelf van kunstenaars en geleerden en in wat door kunstenaars in allerlei introspectieve geschriften over het reële maar ongrijpbare verschijnsel van de creativiteit te berde is gebracht. Steeds beweegt creativiteit zich tussen de polen van het renaissancistische begrip “kunde” (technè, ars) en het romantische begrip “genie” en in dat spanningsveld raakt het aan talrijke tegenstrijdige gegevens als traditie en vernieuwing, overspannen verbeelding en nuchtere technische bedrevenheid, zonder ooit tot één daarvan herleid te kunnen worden.’