‘Bontridder schrijft een poëzie die, zoals hij zelf eens uitdrukte, “exacte aandacht wil zijn”, waarbij echter het anecdotische element geheel in zijn persoonlijke verbeelding verwerkt en opgelost wordt,’ aldus de jury. ‘Dat Bontridder ook en vooral in zijn laatste bundel erin is geslaagd met een verbluffende rijkdom aan associatieve beelden – die ook van de lezer “exacte aandacht” vragen – zo’n indringend beeld van tijd en mens te geven, is voor de jury aanleiding geweest deze bundel eenstemmig ter bekroning (…) voor te dragen.’
De architect Albert Bontridder debuteerde in 1950 in de Vlaamse reeks Tijd en Mens van o.a. Jan Walravens met twee bundels: Hoog water en Poésie se brise. ‘Hoezeer hij zich als persoon ook steeds op de achtergrond heeft gehouden, zijn gedichten wekten al dadelijk bij zijn generatiegenoten in het Zuiden grote bewondering en geestdrift, zodat zijn eerste optreden enigszins vergelijkbaar is met dat van de jonge Lucebert in het Noorden,’ schreef de jury. Door ‘haperingen’ in de communicatie ‘drong zijn stem echter pas veel later in Nederland door’. En dat terwijl zijn derde bundel, Dood hout, met een inleiding door Louis Paul Boon en geïllustreerd door Corneille, in 1953 in Amsterdam was verschenen. Zelfverbranding (1971) was Bontridders zevende bundel.