‘In de gedichten van deze bundels heeft Remco Campert aan het gebroken en gewonde levensgevoel van de jonge hedendaagse mens, een gevoel, dat toch het heimelijk streven naar heling en synthese verraadt, een geheel bij dat besef passende stem gegeven,’ aldus de jury. ‘Een moderne stem: allereerst in die zin, dat de dichter uitspreekt een gewoon mens onder andere gewone mensen te zijn, die zijn tot-de-aarde-horen belijdt en die de ivoren toren niet kent en niet kennen wil. Modern ook, omdat de dichter zijn woordgebruik aan de dagelijkse spreektaal ontleent en elk romantisch taalgebruik versmaad heeft. Hij slaagt er in het gewone woord poëtisch te laden.’
De bundel Met man en muis, geschreven in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, verscheen in de reeks van De Beuk, Het huis waarin ik woonde bij uitgeverij De Bezige Bij, beide in 1955. Zijn tijdschrift Braak, dat hij in 1950 oprichtte met Rudy Kousbroek, werd het platform van de experimentelen. In 1951 debuteerde Remco Campert met Vogels vliegen toch in de Windroos-poëziereeks en in 1953 kreeg hij de Reina Prinsen Geerligsprijs voor de bundel Berchtesgaden. In de vroege jaren vijftig verschenen ook zijn eerste verhalenbundels. In 1976 ontinvg Campert de P.C. Hooft-prijs voor zijn oeuvre.