Remco Campert
De tijd duurt één mens lang
'30

Vogelvlucht

Remco Campert (28 juli 1929, Den Haag) is het kind van gescheiden ouders. Tijdens de oorlog overlijdt zijn vader in het concentratiekamp Neuengamme. Na de oorlog woont hij met zijn moeder in Amsterdam. School maakt hij niet af, maar zijn eerste schrijfoefeningen als redacteur van de schoolkrant krijgen wel vervolg. In de tijd daarna schrijft Campert stukjes voor kranten om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ook verschijnen zijn eerste gedichten. Hij raakt in de ban van de opkomende jazzwereld. Aan het eind van de jaren veertig lift Campert met zijn vriend Rudy Kousbroek naar de lichtstad, de plek waar grootse dingen kunnen gebeuren…

Decennia 1930-1950:

Jeugd

Schrijven is stiekem in mijn leven geslopen. Het was geen bewuste beroepskeuze. Het gebeurde gewoon. Ik besefte opeens dat ik schrijver geworden was…

uit: VPRO-interview met Jan Donkers, 1991

Remco Campert wordt op 28 juli 1929 geboren in Den Haag, als enig kind van de dichter Jan Campert en de actrice Joekie Broedelet. Zij scheiden als Remco drie is. Hij blijft bij zijn moeder wonen, maar zij is vaak van huis om geld te verdienen. Campert is naar eigen zeggen vaak 'uitbesteed' bij tantes en bij zijn grootvader, Johan W. Broedelet (1877-1946), die naast acteur ook schrijver is van feuilletons en toneelrecensies.

Campert met Joeki Broedelet in Italië.
Campert met Joeki Broedelet in Italië.

Ik was een jaar of zeven. In het met sigarenrook gevulde zolderkamertje deed mijn opa iets wat ik geheimzinnig vond. Het geluid van de krassende pen had iets heiligs. Daar zat ik dan bij, in stille bewondering. Later begreep ik dat ’ie toen zat te schrijven.

 

Oorlog

Tijdens de oorlog zit Remco Campert op het Haags Lyceum. In 1942 wordt de buurt waar hij woont afgebroken. De Duitsers, die nog steeds een invasie in Nederland verwachten, willen er een tankgracht bouwen. Remco wordt door zijn moeder ondergebracht in Epe, bij het gezin van een vriendin van zijn moeder. Hij brengt hier drie jaar door en volgt de Mulo.

 

De oorlog woedde maar ik herinner het me als een onbezorgde tijd.

In Epe hoort hij dat zijn vader is gestorven in het concentratiekamp Neuengamme. Hij schrijft hierover het gedicht ‘Januari 1943’, opgenomen in de bundel Scènes in Hotel Morandi, die in 1983 verschijnt.

Ik liep over het karrespoor
op een krakende winterdag

 

mijn moeder kwam me tegemoet
figuurtje in de verte

 

de nacht ervoor droomde ik
dat ik een scheepje zeilen deed

 

mijn hand streelde het kroos
in de blikkerende sloot

 

het scheepje zeilde naar de overkant
en raakte klem in het oevergras

 

ik keek op en zag mijn vader staan
hij stak zijn arm door prikkeldraad

 

hij keek me smekend aan
mijn vader vroeg aan mij om brood.

 

Op die landweg moeder
hield je me minuten vast

 

je ogen waren rood
je jas die rook naar stad

 

de Duitser had per kaart gemeld
mijn vader hij was dood

 

in Neuengamme bitter oord
daar hadden ze hem vermoord.

 

[…]

 

‘Januari 1943’ uit Scènes in Hotel Morandi
                                        voor Joekie Broedelet

 

In 2004 beschrijft en analyseert Campert in Over mijn vader de relatie met zijn vroeg overleden vader.

 

Portret van Jan Campert 
foto: J. Merkelbach, circa 1920

Ik kreeg een hekel aan de schim die mijn vader was. Waar haalde hij het recht vandaan om in mijn leven te blijven rondspoken? Hij had zichzelf uit mijn leven verwijderd, waarom lukte het me niet om hetzelfde met hem te doen? Ik moest me van hem bevrijden. Dat kon ik alleen maar doen door alles op te schrijven wat direct met hem en mij te maken had. Het resultaat kon ik dan in de boekenkast zetten en vergeten. Maar zo werkt het niet. Al schrijvende verdween mijn ‘hekel’ en nu zie ik dit relaas als een poging om hem dichter bij me te krijgen en wat hij me niet heeft gegeven wel aan hem te geven: een beetje liefde. Een antwoord zal er nooit komen. Toch heeft het opschrijven van deze feiten en gevoelens me opgelucht. Misschien heeft hij me meer gegeven dan ik weet, denk ik nu. Want, wat weet ik?

 

Portret van Remco Campert, tekening van Rudy Kousbroek

1945

Na de bevrijding verhuist de dan 16-jarige Remco naar zijn moeder in de hoofdstad. Op het Amsterdams Lyceum wordt zijn talent voor de letteren zichtbaar. Samen met zijn vriend Rudy Kousbroek is hij redacteur van de schoolkrant Halo (Het Amsterdams Lyceïsten Orgaan).

 

De wereld buiten lonkte in al haar geheimzinnigheid. Ik genoot niet meer van onderwijs, maar van een soms beangstigende vrijheid. De tijd waarin je leefde, ervoer je niet als kil en na-oorlogs. We werden eerder geboren uit die tijd dan dat we er ons tegen verzetten.

 

1948

Remco Campert wordt zonder diploma van het lyceum gestuurd, omdat hij te veel verzuimt. Of, zoals hij het zelf zegt, omdat hij het leven dat hij voor het échte leven aanziet belangrijker vindt. Tot zijn opluchting wordt hij afgekeurd voor de dienstplicht. Hij trekt veel op met journalisten die de cafés aan het Leidseplein frequenteren. Met zijn vader als voorbeeld en met zijn eigen ervaring bij de schoolkrant wil hij de journalistiek ingaan. Hij solliciteert naar een betrekking als leerling-journalist bij Het Vrije Volk.

 

Bevend en trillend ging ik op audiëntie bij Age Scheffer, met dat ene verhaaltje dat ik in Mandril gepubliceerd had. Gelukkig is dat allemaal niet doorgegaan. Alleen al het in opdracht werken en moeten schrijven over zaken waar je op afgestuurd wordt maar absoluut niet naartoe wil, zag ik eigenlijk bij voorbaat niet zitten

 

Nu hij geen journalist wordt, begint hij met het schrijven van reclameteksten en vertalingen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Bovendien maakt hij cursiefjes en zelfs cartoons voor Mandril - Maandblad voor mensen, en publiceert hij zijn eerste gedichten in kranten.

 

1949

De jazz viert hoogtijdagen en Campert is gegrepen door deze muziek. Hij is een vaste bezoeker van club Sheherazade, waar Ria Joy 'You go to my head like a glass of Champagne' zingt.

 

Het was de muziek die bij me hoorde. Ik heb nooit de behoefte gehad zelf een instrument te bespelen. Ik was meer de fan. De jongen die niets kon, maar er wel heel erg graag bij wilde horen. Het was vooral de sfeer rond de jazz die me aantrok.

 

Maar de echte jazz beleef je in Parijs: daar spelen de grote namen. De lichtstad oefent een enorme aantrekkingskracht uit op Campert en samen met zijn goede vriend Rudy Kousbroek lift hij naar Parijs. De stad die 'als een soort accu' voor hem gaat functioneren.