‘Onder de dichters die kort na de Beweging van Vijftig aan het woord kwamen, heeft (…) Hugues Pernath van het begin af een unieke plaats ingenomen,’ aldus de jury.
Het dichten van Pernath is een poëtisch verkennen en ontginnen van de verbindingen met zijn jeugd en met vroegere tijden, van zijn houdingen in deze tijd en zijn verhoudingen met de anderen: de vriend, de geliefde en de medemens of, zoals hij het noemt, de “verwante”. (…) De nu ter bekroning voorgedragen bundel Mijn tegenstem verscheen eind 1973 als een uitgave van de Antwerpse groepering de Pink Poets, waarvan ook Pernath deel uitmaakt. Dit laatste werk is ongetwijfeld een hoogtepunt, want al is het een rechtstreekse ontwikkeling uit zijn voorafgaand oeuvre, het vertoont wat Pernath zelf heeft genoemd “de late eenvoud van de meester”. In dit relaas van vriendschap en ontgoocheling weet hij nog overtuigender dan voorheen het hart en het harde, zijn sensibiliteit en zijn discipline te combineren in zijn specifieke “taal geboren uit de weigering”.