Toen Mustafa Stitou in 1994 debuteerde met een van de opmerkelijkste bundels van de jaren negentig, had Remco Campert geroepen: ‘Eindelijk weer een dichter!’ Hij werd warm onthaald als de eerste Nederlandse dichter van Marokkaanse afkomst, als vertegenwoordiger van een generatie. Varkensroze ansichten (2003) werd even verheugd ontvangen.
‘In deze bundel, waarin vragen naar afkomst en identiteit centraal staan, toont Stitou zich een ware virtuoos, die alle registers van de taal, van ironie tot bittere ernst, met evenveel gemak hanteert,’ schreef de jury. In Varkensroze ansichten worden westerse en oosterse, noordelijke en zuidelijke opvattingen en gedachten tegenover elkaar gezet en door elkaar gemengd, waardoor een ironisch zelfportret ontstaat.
In het begeleidend essay beschrijven Jos Joosten en Thomas Vaessens hoe bewonderende woorden en de toegankelijke waarde van de gedichten eerder vaak onterecht leidden tot ‘interpretatieve machteloosheid’. ‘De verraderlijke toegankelijkheid van zijn poëzie ontneemt de argeloze lezer elke toch noodzakelijke maar ook plezierige argwaan om in poëzie meer te zien dan zij meteen toont. De critici lijken een steek te hebben laten vallen door Stitou zo eensluidend als anekdoot te kwalificeren. Natuurlijk is het simpelweg genieten van Stitou’s stijl, zijn laconieke toon, zijn fantasierijke beelden en surreële invallen in Varkensroze ansichten. Maar toch doe je de dichter tekort als je niet ingaat op de uitnodiging om je als lezer ook een beetje als speleoloog te gedragen.’