De dichter bood meer ruimte aan de verbeelding dan voorheen, stelde de jury. Het gedicht fungeerde niet meer als een plaats om het heden te ‘conserveren’, ‘maar als de plaats die de ontmoeting van wat door tijd en ruimte van elkaar is gescheiden, mogelijk, zelfs tastbaar maakt. Wie het gedicht leest, ziet een vroeger kind elders ouders van nu hervinden, of, zoals in de reeks “Het landleven” door de nieuwbouw heen het oude landschap bestaan: Als je er door kijkt zie je ons weer daar.’
De lezer moet kennis nemen van de beelden: ‘Heeft hij dat gedaan en ziet hij het, dan veroorlooft de dichter hem het vers dicht te doen, zoals in het ontroerende gedicht over twee uit het beeld fietsende dochters, want: In jouw hoofd vastgelegd/raken ze even niet weg.’
Deze gedichten ‘verdienen het in vele hoofden vastgelegd te worden en daaruit lange tijd niet weg te raken’, besloot de jury.
In 1956 debuteerde Willem van Toorn met de bundel Terug in het dorp. In 1977 was Herhaalde wandeling verschenen, een keuze uit eigen werk.
Van Toorns oeuvre vertoont ‘van meet af aan een harmonische ontwikkeling’, schrijft Rob Schouten in het begeleidend essay. ‘Wie alleen Het landleven leest, vergist zich. Het landleven is de voorlopige kruin van een stamboom met heel wat jaarringen maar niet opzienbarend veel zijtakken.’ Wat er veranderd is, is de manier waarop naar de buitenwereld gekeken wordt: ‘van negatief naar positief, van passief naar actief, en de toon die van min of meer mystiek en romantisch, steeds helderder is gaan klinken. (…) Zijn latere werk prefereert het klare licht.’