‘Zo intiem en miniem is de wereld van Lloyd Haft, zo verborgen bijna als het verzonken rijk van Atlantis,’ schreef de jury in haar rapport. ‘Wie zich onderdompelt in de bundel die naar dit rijk genoemd is, wordt beloond met kleine schatten, subtiele taalvondsten en momenten van aandacht waarin het lawaai van de omringende wereld even verstomt en plaats maakt voor de zaken op hartshoogte.’
In zijn tweetalige bundels vallen de lezer de ‘vertaaleigenaardigheden’ op, ‘die van zijn Engels een soort tussentaal maken’. ‘Als Haft eerst schrijft: “say a leaf is heart-shaped / and it is” (=zeg dat een blad hartvormig is / en het is zo), en even later “I remember how you called me your / leaf”, dan zijn deze woorden ondenkbaar zonder de klankverwantschap van het Engelse “leaf” met het Nederlandse “lief”.’
‘Hoewel hij een liefdevol beschouwer is van nuances en details, is Haft zeker geen realist.’ De eerste afdeling van de bundel is ‘weliswaar geïnspireerd op de portretten van de Amerikaanse realistische schilder Andrew Wyeth, maar wat hij daarin ziet, weet Haft altijd te verbinden met het ongeziene. (…) Het gaat hem niet om de afgebeelde werkelijkheid, maar om een benaderbare beschrijving van het onafbeeldbare mysterie.’