Net als haar eerdere poëzie is haar laatste bundel een episch opgezet gedicht vol oriëntaalse elementen. Het hoofdpersonage is op zoek naar haar roots in ‘een gedeelde stad waar weinig is wat het lijkt: een wereld van extremen, exotisch, maar vaak ook akelig herkenbaar’, zoals Jeroen Dera het poëtische decor beschreef in De Standaard.
Estor gaf haar dichtstuk de ondertitel ‘crime-poem’ mee. Ze schetst een wereld waarin de mens de controle over de techniek verloren is – met alle absurde gevolgen van dien. De jury schreef: ‘Niemandslandnacht is een spannend gedicht vol referenties aan hedendaagse problemen zoals identiteitsvorming, abortus, cloning, de monitoring van ons leven door computers, de superdiverse samenleving en de segregatie in de maatschappij. Daarmee is dit een gedicht met vele lagen: het is een plot driven misdaadverhaal (zelden eerder vertoond in de poëzie).’
De jury prees Estors eigen geluid, en haar werk als steeds vernieuwend. ‘In dit wervelende prozagedicht, dat zich bij elke lezing dieper aan de lezer openbaart, wordt een wereld opgeroepen die zowel surrealistisch als hedendaags is. Estors taal balanceert daarbij op vele randen: ze is zuiver én rauw, ze leent clichés én is oorspronkelijk. Kortom: verrukkelijke poëzie.’ De bundel eist een heel eigen plaats op binnen de contemporaine poëzie, aldus de jury.