De P.C. Hooft-prijs 1988 voor het oeuvre van Rutger Kopland werd toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Robert Anker, H.H. ter Balkt, Anton Korteweg (voorzitter), Wiel Kusters, Ad Zuiderent en Aad Meinderts (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 25.000 gulden.
Rutger Kopland, pseudoniem van Rutger Hendrik van den Hoofdakker (Goor, 4 augustus 1934 - Glimmen, 11 julie 2012), groeide op in een calvinistisch milieu. Hij studeerde medicijnen in Groningen, werd lid van het studentencorps en schreef cabaretteksten en gedichten. Vervolgens werkte hij als huisarts in Zeist. In 1966 promoveerde hij op het proefschrift Behaviour and EEG of drowsy and sleeping cats. Vanaf 1969 tot 1983 was hij verbonden aan de Medische Faculteit van de Rijksuniversiteit van Groningen. Vervolgens werd hij benoemd tot hoogleraar in de biologische psychiatrie, een ambt dat hij tot 1995 vervulde. Zijn faculteit specialiseerde zich in depressiebestrijding door lichttherapie en slaapverschuiving. In de jaren zeventig kreeg hij als psychiater bekendheid door zijn essaybundel Het bolwerk van de beterweters (1970).
Vanaf 1964 verschenen zijn gedichten in de tijdschriften Tirade en Hollands Maandblad. Hij groeide al snel uit tot een populair dichter. In 1970 ontving hij voor de bundel Alles op de fiets (1969) de Jan Campert-prijs en in 1976 voor Een lege plek om te blijven (1975) de Herman Gorterprijs. Voor Dit uitzicht (1982) kreeg hij in 1984 de Paul Snoekprijs. In 1998 kreeg hij de VSB Poëzieprijs voor Tot het ons los laat. Zijn werk is vertaald in het Frans, Duits en Engels. Rutger Kopland werd in 2002 verkozen tot Dichter des Vaderlands maar liet die eer aan zich voorbijgaan. In 2005 weigerde hij een koninklijke onderscheiding.