Journaliste Marga Minco debuteerde in 1957 met de novelle Het bittere kruid, over de ondergang van een joodse familie tijdens de bezetting. De kleine kroniek is gebaseerd op eigen ervaringen, ze overleefde als enige van het gezin de Holocaust. Het boek is opgedragen aan haar ouders, aan Dave en Lotte, Bettie en Hans.
Het bittere kruid verscheen in de bevrijdingsmaand mei in de Ooievaar-reeks in een oplage van 10.000 exemplaren. ‘En deze uitgave is zo goedkoop, dat iedereen Het bittere kruid kan lezen, en herlezen,’ schreef de krant De Waarheid. De novelle is opgedeeld in 22 korte hoofdstukken en begint in Breda, waar het gezin woonde voordat Nederlandse joden gedwongen werden naar Amsterdam te verhuizen.
‘Het bewonderenswaardige van deze kleine hagada ligt vooral in de uiterste eenvoud,’ schreef Ben Stroman in mei 1957 in het Algemeen Handelsblad. ‘Geen spoor van pathos, geen zweem van sentimentaliteit, geen poging tot literatuur, geen ogenblik van wrok. Met een uiterste voorzichtigheid worden alledaagse dingen in een zeer on-alledaagse tijd genoteerd. Zo is het leed over een onopvallende Joodse familie gekomen, zo hebben deze mensen dat leed ondergaan, aanvaard bijna.’
Jan Greshoff besprak de novelle – ‘een klein groot boek’ – in juni 1957 in Het Vaderland: ‘Het bittere kruid onttrekt de gebeurtenissen aan hun onvergankelijke achtergrond en omgeving en houdt ze levend, zodat de belangstellende van 2050 er niet over leest, maar er in leeft.’ De grote waarde en zuiverheid werd direct gezien. ‘Elk woord van dit volmaakt anti-pathetische proza treft doel. Men kan er zeker van zijn dat dit kleine boekje een groot succes zal worden,’ aldus Pierre H. Dubois in Het boek van nu, juli 1957. ‘Even zuiver als het boek van Anne Frank,’ schreef recensent Jan Spierdijk in De Telegraaf. ‘Marga Minco heeft lang genoeg gewacht met het te boek stollen van haar ervaringen om afstand te kunnen nemen. Haar woorden zijn niet geschreven onder de druk van haat of wrok of van verdriet, dat nog geen bezit van de mens geworden is, maar de mens bezit. Zij noteert in de meest eenvoudige termen, waarin echter haar visie niet alleen zuiver, maar bovendien haarscherp blijkt.’
Marga Minco kreeg in oktober 1957 ook de eerste prijs voor haar novelle ‘Het adres’, die ze inzond op een prijsvraag van het Amsterdamse Bureau van Postreclame en Adressen. Jan Spierdijk vormde met Clara Eggink en Han G. Hoekstra de jury. Max Nord besprak de bundel met de drie prijswinnende novellen in Het Parool. De toekenning aan Minco vond hij terecht: ‘Het niveauverschil tussen haar verhaal en dat van de twee anderen is zelfs nogal aanzienlijk, dunkt mij. Het sluit direct aan bij haar bekend geworden boekje Het bittere kruid. Het bevat een verslag in de ik-vorm van een joods meisje dat na de oorlog naar het adres gaat waar veel van het familiebezit is opgeborgen, té goed opgeborgen, blijkt uit haar bezoek.’