Een jongensnovelle, een streeknovelle en een brief van de auteur aan zichzelf als kleine jongen, daaruit bestaat De thuiskomst van kapitein Rob (1992). Centraal thema is de veranderlijkheid van de wereld en de aanpassingsmoeilijkheden die daarbij kunnen worden ervaren.
In het titelverhaal ontmoeten we Cigaret Larry, professor Lupardi en de reporters Marga en Willy uit de beroemde Kapitein Rob-strip. Kapitein Rob zelf houdt zich op de Amsterdamse zeevaartschool bezig met experimenteel toneel en discussieert met swami Avasi Vashtar over het postmodernisme.
‘Klaas drijft boven’ gaat over een excentrieke boer, door zijn dorpsgenoten Klaas Kap en Kant genoemd vanwege zijn verzameling kant, oorijzers en West-Friese kappen. ‘De mensen vinden hem snokker, in hun dialect. Vreemd maar niet gek.’
Het boek eindigt met ‘Wederzijds opgericht’, een brief aan zijn ziel. ‘Anker [richt] zich tot de kleine jongen die hij was en die hij heeft teruggevonden in een boekje met oude ansichtkaarten van zijn vroegere dorp,’ schreef T. van Deel in Trouw. ‘Kijkend door een vergrootglas ziet hij zichzelf daar heel in de verte, in de ruimte van de verleden tijd, op een brugje staan en dat bezorgt hem de sensatie terug te zijn in het dorp van toen.’
‘De charme en de kracht van Robert Ankers prozadebuut liggen in de ongelijksoortigheid van de drie teksten die in het boek zijn gebundeld en in de volgorde ervan,’ schrijft Martin Reints in het begeleidend essay. Het titelverhaal is speels, wat volgens Reints voortkomt uit het mededogen van de verteller met zijn personage, en biedt een stilistische staalkaart: ‘Afwisselend zitten we nu eens in een oude streekroman, dan weer in een waarheidsgetrouwe schets van de jaren zestig in Amsterdam, en vervolgens in een mooie B-film.’ Het verhaal over boer Klaas is ‘strak en stijlzuiver’ verteld, maar in een ‘vreemde negentiende-eeuwse trant’, met een verteller die het personage toespreekt. De novelle combineert de uitbundigheid van het titelverhaal met de ingetogenheid van de sobere autobiografische brief aan het jongetje in het Westfriese Oostwoud.
Anker debuteerde in 1979 met de dichtbundel Waar ik nog ben. Hetzelfde jaar werd hij prozarecensent bij Het Parool. Zijn bundel Nieuwe veters (1987) werd bekroond met de Herman Gorterprijs en zijn bundel Van het balkon met de Jan Campert-prijs (1983). Enkele van zijn kunst- en literatuuressays werden gebundeld in Olifant achter blok (1988).