De roman lijkt ‘op het eerste gezicht af te stevenen op een overbekend science fiction-patroon’, schreef de jury. ‘Al spoedig blijkt de lezer echter een koerskorrektie mee te maken en in de richting van een veel bredere thematiek, wordt hij meegesleept naar de oudste problemen die een mens kan ervaren en naar de nieuwste tijden die hij kan beleven, raakt hij betrokken in de fascinerende rebellie van een jonge mens tegen een tot berusting verschraald milieu. In een levendige verhaaltrant, waarin exactheid en vindingrijkheid samengaan, met een uitgebalanceerde compositie en precisie in stijl en woordgebruik, heeft de schrijfster naar het oordeel van de jury dit thema op zeer suggestieve wijze gestalte gegeven.’
In Torenhoog en mijlen breed (1969) arriveert planeetonderzoeker Edu Jansen in het onderzoekscentrum op Venus. Op aarde is alles volgebouwd, en ook op Venus wordt de natuur gewantrouwd. Alle onderzoekers verblijven in een veilige koepel waar zowel het klimaat als de mens perfect gecontroleerd wordt, en het is verboden om de natuur in te gaan. Edu voelt zich echter onweerstaanbaar aangetrokken door de kleurrijke en bedwelmende Venuswouden, ‘als vuur zo heet, torenhoog en mijlen breed’. Als hij toch de wouden intrekt ontdekt hij een wonderlijke en angstaanjagende wereld. De planeet blijkt bewoond door ‘venusmensen’ met telepathische eigenschappen, waardoor ze ook met de aardbewoners kunnen communiceren.