De P.C. Hooft-prijs 1949 voor het werk En Jezus schreef in ‘t zand van Gerrit Achterberg is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Clara Eggink, Martinus Nijhoff, W.A.P. Smit, Garmt Stuiveling (voorzitter) en H.J. Michaël (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 2.500 gulden.
Gerrit Achterberg (Langbroek, 20 mei 1905 – Leusden, 17 januari 1962), was zoon van een koetsier en bracht zijn jeugd door op een gepachte boerderij. Hij was tot 1933 onderwijzer. Achterberg had een labiele persoonlijkheid. Twee keer werd hij opgenomen in een psychiatrische inrichting. Vanaf 1934 woonde hij in Utrecht bij een hospita. Hij bracht haar in december 1937 met een pistoolschot om het leven. Haar 16-jarige dochter raakte gewond. Hij gaf zichzelf aan bij de politie en werd ter beschikking gesteld van de regering. Hij werd behandeld en verbleef tot eind 1942 in de Rekkensche Inrichtingen. In 1944 ging hij samenwonen met Cathrien van Baak in Neede. Later trouwde hij met haar. In 1953 verhuisden ze naar Leusden, waar Achterberg in 1962 overleed.
In 1926 debuteerde hij met drie Strophen in Elsevier. Daarna publiceerde hij in diverse bladen. Hij schreef ongeveer dertig bundels poëzie. Achterberg schreef geen proza. Hij voorzag in zijn onderhoud door werkzaamheden te verrichten voor het Dialectenbureau van P.J. Meertens. Daarnaast ontving hij stipendia en royalties.
In 1954 kreeg Achterberg de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam en in 1959 kreeg hij voor zijn gehele oeuvre de Constantijn Huygens-prijs. Bloemlezingen uit zijn werk verschenen in het Frans, Arabisch, Spaans en Engels. Kees Fens merkte in Doorluchtig glas (1997) over Achterberg op dat hij zich ter beschikking gesteld voelde van de poëzie. ‘Zijn gedichten waren de rechtvaardiging van zijn bestaan tegenover de buitenwereld, waarvan hij jarenlang door muren was afgesloten.’