De P.C. Hooft-prijs 1998 voor het oeuvre van F.B. Hotz is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Elsbeth Etty (voorzitter), Gerard Raat, Wilbert Smulders, Dirk van Weelden, Michaël Zeeman en Aad Meinderts (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 125.000 gulden (waarvan 50.000 gulden voor een specifiek literair doel).
Frits Bernard (F.B.) Hotz (Leiden, 1 februari 1922 – Leiden, 5 december 2000) volgde de ambachtschool, begon daarna aan een middelbare opleiding werktuigbouwkunde, maar stapte in 1942 over op de kunstacademie en begon trombone te spelen. Na de Tweede Wereldoorlog moest hij enkele jaren het bed houden met tuberculose. Van 1949 tot eind jaren zestig was hij jazzmusicus. Daarnaast was hij jazzcriticus en muziekleraar. In de loop van de jaren zestig ging hij werken bij de bibliotheek van het Blindeninstituut in Den Haag. Zelf was Hotz tegen het eind van zijn leven nagenoeg blind. In 1974 debuteerde hij met Dood weermiddel, een verhalenbundel geïnspireerd door Van Oudshoorn. Hij schreef naast één roman (De vertekening, 1991) alleen maar verhalen: sobere verhalen over mannen die het moeilijk hebben en die omringd zijn door dominante vrouwen.
Voor Ernstvuurwerk (1977) kreeg hij de F. Bordewijk-prijs en in 1992 kreeg hij de Sjoerd Leikerprijs voor zijn gehele oeuvre.