‘Wie gedichten van Anneke Brassinga leest, stapt binnen in een geestverruimend heelal van taal,’ aldus de jury. ‘In elk gedicht openen zich onvermoede vergezichten van zeggingskracht. De taal wordt omgekeerd, uitgekleed en weer opnieuw uitgedost totdat alle registers die er ooit in voorgekomen zijn weer meedoen. Deze dichter is werkelijk overal geweest, in talloze literaturen, tradities en milieus, van academie tot markt, straat en kroeg. Met kennelijk genot (her)gebruikt Brassinga bijna vergeten of in onbruik geraakte woorden, die in haar gedichten opnieuw worden geproefd en gesmaakt. De liefde voor de onuitputtelijke mogelijkheden van taal in poëzie is de constante van haar werk.’
Het werk van Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 1948) gaat vaak over dood en liefde. In 1987 verscheen haar eerste bundel, Aurora. Haar prozadebuut, Hartsvanger, zou pas in 1993 verschijnen. Aanvankelijk vertaalde Brassinga onder meer romans van Nabokov en poëzie van Sylvia Plath. Ze schreef eens dat ze nooit zou zijn gaan schrijven als ze geen vertaler was.
Brassinga’s omvangrijke oeuvre is veel bekroond, onder meer met de Constantijn Huygens-prijs in 2008.