‘Eigenlijk had ik het stuk heel anders bedoeld’ – Twee vroege toneelteksten van Willem Frederik Hermans, deel 1
Over de toneelteksten van Willem Frederik Hermans bestaan de nodige misverstanden. Die ontstonden al bij de eerste receptie. Zo schreef Hermans de eenakter ‘Het omgekeerde pension’ als avant-gardetoneel, met een uiterst serieuze inzet, maar het stuk oogstte succes als klucht. En ook bij ‘Dutch comfort’, rond dezelfde tijd geschreven, was de verwarring aanzienlijk. Hermans’ uitgever Geert van Oorschot meende dat het stuk met een happy-end afsloot en was er niet over te spreken. Maar op die veronderstelde goede afloop valt het nodige af te dingen…
‘Dutch comfort’ speelt, zoals de regieaanwijzingen vermelden, ‘in een stadje in het zuiden des lands, gelegen aan een denkbeeldige rivier, de Vleer – het stadje heet dan ook Vleermuizerberg. De bevolking is in religieus opzicht gemengd, maar overwegend rk. […] Tijdperk aan het einde van de oorlog, de avond vóór en de dag van de bevrijding van de Duitse bezetting.’
Met die tijdruimtelijke situering creëert Hermans het perfecte decor voor de beschrijving van de verwarring, ontluistering en ontreddering die kenmerkend is voor al zijn literaire teksten die zich afspelen tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog. In ‘Dutch comfort’ werkt hij die voor het eerst in een dramatische, heel directe en dus ook heel confronterende vorm uit.
In de typoscriptversie uit 1953 (de tekst die Van Oorschot las) werd het stuk in neutrale bewoordingen geïntroduceerd als een ‘drama in een voorspel en twee bedrijven’. Negen jaar later kondigt de titelpagina van het toneelstuk zoals het in Drie drama’s is opgenomen een opvallende genreverschuiving aan ten opzichte van die eerste versie: ‘Dutch comfort’ is nu een ‘Proeve van volkstoneel in een voorspel en twee bedrijven’.
Maar met het traditioneel luchtige genre van het volkstoneel heeft ‘Dutch comfort’ maar heel weinig van doen. Hermans draait de wetten van het genre helemaal om, zoals hij dat in 1957 al heeft gedaan met zijn Drie melodrama’s. Die melodrama’s, benadrukte Hermans, zijn geen melodrama’s volgens de conventionele, romantische opvattingen van het genre, waarin ‘de geijkte deugd […] beloond wordt en de geijkte boosheid bestraft’, maar duistere en donkere teksten, uitmondend in een plot zonder catharsis. In de woorden van Hermans: ‘In mijn melodrama’s is de arme, brave wees echt niet het buitenechtelijke kind van de miljonairsdochter, en de betoverde prinsen blijven altijd betoverd.’
Ook ‘Dutch comfort’ kent geen goede afloop, al had Van Oorschot die er dus, tot grote verbazing van Hermans, wél in gelezen. De plot van het stuk is geheel in lijn met de betekenis van het gezegde zoals die aan het begin van de toneeltekst wordt verwoord door de uit Engeland teruggekeerde verzetsman Arie Sonderman: ‘Daar bedoelen ze mee, als iemand zich heel tevreden voelt wanneer hij zijn been gebroken heeft, dat hij zijn nek niet gebroken heeft. Dat bedoelen ze met “dutch comfort”’. En dat vinden de Engelsen niet flink, maar ‘ze vinden het, geloof ik, laf.’
‘In mijn melodrama’s is de arme, brave wees echt niet het buitenechtelijke kind van de miljonairsdochter, en de betoverde prinsen blijven altijd betoverd’