In maart 2000 overleed de schrijfster Renate Stoute – ze had nog geen vier jaar als vrouw geleefd. In 1950 was ze geboren als René, en toen haar carrière begon, was dat in een mannelijk lichaam. Veelbelovend was Stoute al vanaf de eerste verhalen en gedichten; in een stijl waar ze in Amerika de term dirty realism voor gebruiken. De hoofdpersonages hebben voluit geleefd, maar wel in de marge van het drugsmilieu.
Het eerste verhaal dat van Stoute werd gepubliceerd was ‘Huwen’; het stond in 1981 in Maatstaf en kwam in 1982 terecht in de debuutbundel Op de rug van vuile zwanen. Het beschrijft hoe een jongeman aan de vooravond van zijn huwelijk terugkijkt, en met opluchting vaststelt dat hij zijn demonen overwonnen heeft. Ook in andere verhalen in die bundel worstelen karakters vaak met drugs, om – zoals Ares Koopman het omschrijft – uiteindelijk ‘zegevierend uit die strijd’ tevoorschijn te komen.
In een latere roman, Uit het achterland, is de hoofdpersoon een schrijver en ‘eerzaam’ huisvader die uitgebreid ‘de goot verkend’ heeft, maar die inmiddels een nieuwe fase van zijn leven is begonnen. Toch zit die periode hem nog dwars – en hier is het onmogelijk om niet autobiografisch te lezen, en Stoute lijkt daar niet zoveel bezwaar tegen te hebben: de hoofdpersoon krijgt de naam ‘René’. Want hoewel Stoute enerzijds altijd benadrukt dat de verhalen afkomstig zijn uit de verbeelding, valt niet te ontkennen dat de werkelijkheid eraan ten grondslag ligt.