‘Ik wil ook wel horen hoe de mensen lachen als ik dood ben’
Hoe behoedzamer contact zich aankondigt, hoe opener meestal. Bots hee hoe is-ie? Geen seconde wordt je gegund, daarom gaat het ook altijd zo goed met toevallige bekenden op straat, of op zijn minst z’n gangetje. Hee met mij, hoe gaat het? Ook aan de telefoon gaat het steevast goed hoor ja goed, en in whatsappjes hoef je niet eens te liegen, want als iemand je daar vraagt hoe het gaat is dat meestal een variant op ‘Ga even zitten, ik moet je iets vertellen’.
Maar dan een brief, een brief is zo zacht, die hoor je niet eens binnenkomen (ook omdat de brievenbus bijvoorbeeld vier trappen lager in je portiekwoning zit), en voor het antwoord mag je vaak net zoveel tijd uittrekken als je nodig hebt. Zolang je maar eerlijk bent.
Wat ik hiermee op tafel wil zetten is de zuurvrije doos met daarop de naam van Jan Arends, want die doos zit behalve met schriften en manuscripten vooral vol met brieven, die soms ook weer halve manuscripten zijn. En die brieven van Jan Arends zijn zo eerlijk als transcripties van zijn gedachten zouden zijn geweest. Bovendien beginnen ze bijna allemaal met een waarschuwing, verontschuldiging of aantijging.