Knip - knip

De brieven van Jan Arends die in het Literatuurmuseum worden bewaard, zijn zo eerlijk als transcripties van zijn gedachten zouden zijn geweest. Bijna allemaal beginnen ze met een waarschuwing, een aantijging of een  verontschuldiging. Hij valt met de deur in huis en slaat die aan het slot van de brief met een harde klap ook weer dicht.

 

‘Ik wil ook wel horen hoe de mensen lachen als ik dood ben’

Lees ook

Hoe behoedzamer contact zich aankondigt, hoe opener meestal. Bots hee hoe is-ie? Geen seconde wordt je gegund, daarom gaat het ook altijd zo goed met toevallige bekenden op straat, of op zijn minst z’n gangetje. Hee met mij, hoe gaat het? Ook aan de telefoon gaat het steevast goed hoor ja goed, en in whatsappjes hoef je niet eens te liegen, want als iemand je daar vraagt hoe het gaat is dat meestal een variant op ‘Ga even zitten, ik moet je iets vertellen’.

 

Maar dan een brief, een brief is zo zacht, die hoor je niet eens binnenkomen (ook omdat de brievenbus bijvoorbeeld vier trappen lager in je portiekwoning zit), en voor het antwoord mag je vaak net zoveel tijd uittrekken als je nodig hebt. Zolang je maar eerlijk bent.

 

Wat ik hiermee op tafel wil zetten is de zuurvrije doos met daarop de naam van Jan Arends, want die doos zit behalve met schriften en manuscripten vooral vol met brieven, die soms ook weer halve manuscripten zijn. En die brieven van Jan Arends zijn zo eerlijk als transcripties van zijn gedachten zouden zijn geweest. Bovendien beginnen ze bijna allemaal met een waarschuwing, verontschuldiging of aantijging.

 

Jan Arends. Foto: Eddy de Jongh, collectie: Literatuurmuseum

 

Zelf vind ik het fijn om een lange brief (ja oké goed een lange mail, ik schrijf helaas geen brieven meer) met een aanloopje te beginnen en ook ‘zachtjes’ af te sluiten, met de aankondiging van het naderende einde, zoals ik het ook aardiger vind om even aan te kondigen dat het komende drankje het laatste gaat zijn in plaats van op te staan en mee te delen dat het afgelopen drankje het laatste wás. Jan Arends valt met de deur in huis, en slaat die met rammelend beslag ook weer dicht.

 

Beste Ad den Beste,

 

Wat ik je door de telefoon vertelde moet je maar vergeten. Iedereen heeft weleens een dag in zijn leven dat het donker is. Ik wil een boek schrijven en ik ga een boek schrijven.

 

Eind van diezelfde pagina:

 

Ik geloof niet dat er een schrijver is die de wereld beter kan maken. Dat loopt uit op een verschrikkelijke teleurstelling.

Ik groet je, Jan Arends.

 

Brief van Jan Arends aan Ad den Besten. Collectie: Literatuurmuseum

 

KLABATS! En weg is-ie.

 

En heeeee, komt-ie weer:

 

Waarde lezers! Geachte lezers! Zeer hooggeachte lezers! Als jullie mijn verhalen niet lezen en kopen - zodat ik geld krijg - you see what I mean - money - kan ik niet trouwen. Mijn toekomstige man is een vod - een beest - een sloerie - en ik ben gek op hem.

 

En op de volgende pagina:

 

en kopen jullie het niet - dan, hooggeachte lezers - be damned!!

 

‘Waarde lezer’ van Jan Arends. Collectie: Literatuurmuseum

 

Je ziet hem haast een pissige vuist in de lucht ballen, zoals Rembo van Rembo & Rembo wanneer die ‘ik zie je nog steeds’ schreeuwt tegen Rembo terwijl die panisch wegrent van de verkoopkraam in de duinen. Ga je weg! Gá je weg!?!

 

Beste Manuel, Soms maak ik mij opzettelijk kwaad. Je moet weten dat ik reumatiek heb en dat mijn bewegingsruimte van lieverlee beperkt wordt.

 

Eind van dezelfde pagina:

 

Maar dat wilde ik je helemaal niet schrijven, omdat een gewassen psicholoog (gewassen zoals een kapper met een mooi hoofd omdat hij zichzelf geknipt heeft) geen tekst en uitleg nodig heeft.

 

Briefschrijven moet fijn geweest zijn voor iemand die zo graag praatte, belde, contact had; helemaal omdat de ander misschien helemaal niet zo vaak wilde praten of bellen of hoe dan ook contact wilde hebben. Op deze manier kon hij blijven praten, en zo lezen de brieven van Jan Arends soms ook, als een eindeloos door blijven praten, botsend praten. Goddank zegt niemand dat hij op moet houden. De grootste envelop uit de kartonnen doos is voor dokter Horst, kamer 57 op de Nieuwe Achtergracht.

 

 

Brief van Jan Arends, 24 april 1956. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Zeer geachte dokter! Tot mijn spijt hoorde ik dat u ziek bent! […] Ik hoop dat uw griep nu achter de rug is - en dacht: wat kan beter zijn voor een herstellende psychiater dan een paar van mijn teksten te lezen? En sluit ze hierbij in. Ik hoop dat u ze niet al te schizophreen vindt! Ik had eerst gedacht ze aan Dr. Tettelaar te sturen […] maar nu u de behandeling over hebt genomen, stuur ik ze maar aan u. Zult u ze met geduld en begrip lezen? Ik zou het ook heel leuk vinden als Dr. Hutten ze las. Hij schijnt zeer veel gevoel voor kunst te hebben.

 

Het is een pak papier zo dik als het dossier van een bovengemiddeld complexe patiënt: allemaal handgeschreven vellen, aaneengehecht met een roestige paperclip. Verhalen, gedichten, hersenspinsels. Woede, waanzin, pracht. Tussen het al dan niet zachte begin en einde van brieven zit natuurlijk het belangrijkste deel, dat waar het eigenlijk om gaat. De kluif, de vitale organen, het bloed. En kijk nou toch, wat er midden in dat dikke briefpakket aan dokter Horst tevoorschijn komt.

 

Brief van Jan Arends, januari 1956. Collectie: Literatuurmuseum

 

Ze lag te huilen! Heb je nou weer de bananen verloren? En de vlinder? Als je de vleugels afrukt komt het hoofd veel te veel naar voren en de pootjes naar achteren. Huil nou niet - huil nou niet. Maar weet dat je voortaan de bananen in een mand moet doen - eerst een laagje groen - dan de bananen - dan een laagje groen - dan de bananen - dan een laagje groen - heb je begrepen? En niet meer de vleugels van de vlinders afrukken - moeder zal ze voor je afknippen - dat staat netter - knip - knip - zie je het schaartje - knip in de vlindervleugels - eerst hoekjes - dan recht - au - daar ging een pootje mee - nu ja - hij heeft er nog een voor zover ik zien kan - of is het geen pootje - is het een haar - een dun haartje - goed laat hangen - wij knippen erom heen - kijk de vlinder lijkt meer op de worm waar hij uit kwam - zal je nu niet meer huilen? - hier leg ik de vleugels op de vensterbank - goed zo?