Het masturbatie-dagboek van Lodewijk van Deyssel
In oudtestamentische tijden schoot God nog weleens uit bij het uitdelen van straffen. De kleine bijfiguur Onan, die volgens de spelregels de weduwe van zijn overleden broer trouwde, wilde bij haar geen kind verwekken, koos voor coïtus interruptus en ‘verdierf zijn zaad tegen de aarde’. God vond dat slecht. Hij doodde Onan.
De arme rukker was allang vergeten als er in de achttiende eeuw geen vuige handelingen naar hem waren vernoemd. Onan schonk zijn naam aan onanie en onaneren, respectievelijk masturbatie en masturberen. Masturbatie komt op haar beurt mogelijk van manus: Latijn voor hand, en stuprare: onteren, verkrachten. Masturberen is dan: zich met de hand onteren. Maar dat terzijde.
De praktijk leert dat God er niet langer de doodstraf voor oplegt. Wie zich tegenwoordig op een oneervolle manier met het eigen lichaam wil vermaken, mag dat – God gedoogt het, net als de medemens. Niet alleen geldt onanie, mits in afzondering uitgevoerd, niet langer als immoreel, het is volgens de medische wetenschap zelfs gezond. Niemand spreekt meer van ‘zelfbesmetting’ of de ‘eenhandige zonde’.