Astrid
Lampe

2024

P.C. Hooft-prijs
Astrid Lampe, dichter, acteur en regisseur, heeft de P.C. Hooft-prijs 2024 voor poëzie toegekend gekregen. De prijs werd overgedragen tijdens een feestelijke uitreiking op 23 mei.

Lampe was enorm verrast toen ze in December het nieuws hoorde. 'Hoewel ik vind dat ik voldoende erkenning krijg, ben ik toch gewend om een beetje te knokken voor mijn werk. Het winnen van zo’n prestigieuze oeuvreprijs voelt als een doorbraak. '

 

De P.C. Hooft-prijs 2024 voor het oeuvre van Astrid Lampe is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit Tsead Bruinja, Kiki Coumans, Maarten van der Graaff, Alfred Schaffer en Kila van der Starre. 

 

‘Astrid Lampe dicht met een diabolische intensiteit over het moderne leven, in zinnelijke en ontembare taal die vraagt om herlezing en herbeluistering. Ze laat lyriek en gevonden taal in elkaar overlopen, waarbij ze geen enkel register onbenut laat. Het resultaat is een open tekst, taal die zich bewust is van zichzelf en van haar grenzen. Lampe’s oog – en vooral ook oor – voor de invloed van digitale technologie op economie, klimaat en genderverhoudingen vallen op in haar oeuvre (…). Ze heeft de poëzie beïnvloed van veel jongere dichters in het Nederlands taalgebied.’

 

‘Astrid Lampe dicht met een diabolische intensiteit over het moderne leven, in zinnelijke en ontembare taal die vraagt om herlezing en herbeluistering’

Het oeuvre van Astrid Lampe is opvallend onconventioneel en meerstemmig en omvat dertien poëziebundels – inclusief een woord-en-beeld-samenwerking met Roland Sohier, een alternatief Poëzieweekgeschenk met poetry stills en een citybook over Utrecht. Ze put uit literaire bronnen en ontleent taal aan de wereld van marketing, internet, de kunsten en de politiek. Zelf omschrijft Lampe haar werk als radicaal lyrisch. Activistisch, dwars, energiek

 

De jury vindt dat Lampe al sinds haar debuutbundel Rib (1997) in haar gedichten prangende vragen stelt over klimaat, lichamelijkheid en digitalisering. Ze noemen haar een van de meest eigenzinnige en genereuze dichters van onze tijd.

 

Het mooiste aan poëzie vindt Lampe dat het een manier is om je te verhouden tot de wereld en alles wat er aan de hand is. “In gedichten geef ik geen eensluidend antwoord op alle moeilijke vragen van deze tijd. Het gaat ook niet om meningen, want juist ambiguïteit vind ik heel belangrijk. Als ik me ergens kwaad om maak en dat verwerk in een gedicht, dan merk ik dat vanzelf ook de andere kant van het verhaal aan bod komt. Een gedicht kan op meer manieren worden gelezen. Dat haalt de angel uit de polarisatie.”

 

Uitreiking

De prijs is uitgereikt aan Astrid Lampe op 23 mei 2024 tijdens een feestelijke bijeenkomst. Tijdens het dankwoord benadrukte de dichter hoe bijzonder het was om de prijs in ontvangst te mogen nemen: ‘Zo gewoon is het niet. Poëzie bedrijven. Dagdagelijks boven de omgekiepte blokkendoos, in een wereld vol conflicterende belangen, in opgeruimdheid te volharden. Ik ben wel wat reuring gewend. Maar de toekenning van de P.C. Hooft-prijs sloeg alles. Een golf die als een besmuikte glimlach aan komt rollen en me nog voor ik een stom woord kan uitbrengen naar grote hoogte te tillen en me zonder nadere surfinstructies op het schild te hijsen.’

 

Lees hieronder het volledige dankwoord:

Dankwoord Astrid Lampe

 

Het liefst zou ik nu een stukje mondharp voor u spelen om zelf weer tot bedaren te komen. Helaas mis ik de skills en een dankwoord kun je min of meer droog oefenen. Na zoveel lof,  na zoveel eer geeft me dat tenminste nog enig houvast. 

 

Het liefste zou ik nu een stukje mondharp voor u spelen om zelf weer wat tot bedaren te komen. Helaas mis ik de skills en een dankwoord kan je min of meer droog oefenen. Na zoveel lof, na zoveel eer geeft me dat tenminste enig houvast.  

Bedeesd, beduusd, zo stel ik me dit officiële moment voor. Al die lof, al die eer. Hoe blijf ik in godsnaam mijn zenuwen te baas. Na vanmiddag is dat geen vraag meer. Al deze performers deden het me meesterlijk voor. Michelle Samba, Sholeh Rezazadeh, F. van Dixhoorn, Magda Mendes: zoveel dank. Jullie optredens, bezield en bezielend, en jullie aanwezigheid voelt zo vertrouwd dat ik even het beeldje en ‘het officiële persmoment’ vergat. Niets voelt zo goed als dit podium te delen.  

 

Voor ik aan de rest van mijn officiële dankwoord toekom, wil ik eerst alle mensen voor en achter de schermen bedanken en in het bijzonder de mensen van het Literatuurmuseum die dit feest mogelijk maakten. Voor de organisatie en het gesmeerd verlopen van dit feestprogramma deze middag bedank ik met name Astrid Oosterhof en Mirte Glasbergen. Naast Andrea van Pol en Maaike Meijer dank ik (nog steeds wat beduusd) het juryrapport en de jury.  

 

  De P.C. Hooft!  

 

Dat van die vleugels klopt. Zo’n prijs geeft je vleugels. Toch ben ik wat blij dat ik bij landing grond voel. Handen en voeten nog heb. Al was het maar om me na een voordracht bijtijds uit de voeten te kunnen maken. Voor het spervuur van vragen naar de diepere bedoeling van mijn poëzie op mij wordt afgevuurd. 

 

 Het mooie van een literaire prijs ontvangen is dat er in de regel een jury is die de keuze subliem kan verantwoorden. De laureaat zelf mag de hulde en het heugelijke gewoon ondergaan. Het feit dat het een oeuvreprijs is, maakt dat ik zeer wel besef: zo gewoon is dit niet.  

 

Zo gewoon is het niet. Poëzie bedrijven. Dagdagelijks boven de omgekiepte blokkendoos, in een wereld vol conflicterende belangen, in opgeruimdheid te volharden.  

 

Ik ben wel wat reuring gewend. Maar de toekenning van de P.C. Hooft-prijs sloeg alles. Een golf die als een besmuikte glimlach aan komt rollen om me nog voor ik een stom woord kan uitbrengen naar grote hoogte te tillen en me zonder nadere surfinstructies op het schild te hijsen.  

  

  de ruimte werd ruimtelijk.  

  het zeil van mijn werkkamer maakte zich breed  

  na dat bewuste telefoontje van Maaike Meijer lag

  het erbij als een mythisch van glinster  

  doortrokken schelpenzandstrand 

  

Als antwoord op hoe ik me voelde moest ik mijn heil in banaal van clichés doordrenkt proza zoeken. De vleugels maakten het verschil. Terwijl ik stuiterend en stamelend naar de grond neeg neigde, koortsachtig het vloerkleed aftastte, kon ik er split-screen tamelijk laconiek boven hangen. Als in een ayahuascatrip, de eigen mentale en fysieke respons op deze grootse erkenning registreren. Veel thermiek en atmosferische schommelingen. Heden en verleden vervloeiden. De warme golfstroom was op mijn hand.  

 

Het telefoontje dat mijn leven totaal op zijn kop zette bleek nog eens magistraal getimed ook. Ik leefde al maanden als een holendier. Ik had juist op de sendknop gedrukt. Het pdf-bestand van de nieuwe bundel naar mijn redacteur Thomas Möhlmann gemaild.  

 

De kerst leek me een goed excuus. 

 

Ik haalde het journaal. En ineens leek iedereen vervroegd op kerstreces. Het huis een rovershol. Het hele schaduwkabinet – familie, vrienden, intimi – vierde het, ja HET, uitzinnig mee.  

 

Dit delen in de vreugde en hoe die vreugde zich vertakken kan vormt wellicht de grootste erkenning. 

 

In een wereld vol uitsluitingsmechanismen en nauwelijks verhuld cynisme. Waarin gevaarlijke gekken dronken van macht de toon zetten.

Twittermessiassen het algoritme het vieze werk voor hen laten opknappen. Nostalgische populisten TikTok-politiek bedrijven om kind en lentekriebels aan hen te binden. Paljassen kans zien hun dominante narratief op te tuigen, nefast rond te pompen, uitsluitend om wat krom is recht te praten. In zo’n kromme wereld, u herkent hem, is leven een kunst en kunst een vorm van georkestreerd overleven.  

  

  door schade en schande streetwise  

  meer dan een eigen verdienste een teamprestatie 

  we treden buiten de gebaande paden  

  

Hier zijn de regels van het spel niet langer in beton gegoten. Het veldwerk lonkt. Woorden zijn als plantenmateriaal. De lege bladzijde tot kavel, akker, bloembed. Slaat met het schrijfsel het jonge groen aan dan kan de boze buitenwereld gedoseerd worden toegelaten. In plaats van doelloos scrollend ons aan al die prikkels bloot te stellen, alle data die langskomt voor zoete koek te slikken, kan er worden gecomposteerd. Giftige uitlatingen worden verteerd, valse beloftes in nutriënten opgeknipt met als resultaat: blije bacteriën, een organisch proces.  

Zo paren wij guerrillatuintje aan guerrillatuintje.  

Niet langer wordt onze positie paternalistisch bemiddeld. Is dat station gepasseerd dan wordt poëzie:  

 

  een vrolijke wetenschap  

 

Oprecht dankbaar ben ik dat mij dit podium wordt geboden. Oprecht dankbaar voor het lef van de jury om tot zo’n opmerkelijke, atypische keuze te komen. Verrassend. Precies dat is wat poëzie kan zijn.  

 

Een toestand die niet wennen wil. 

Zoals een oorlog wanneer je erop inzoomt niet wennen wil. En, los van de nieuwswaarde, niet is uitgewoed dra de camera’s ervan wegdraaien. 

Het is geen vlug succesje. Vraag het ze maar. 

Vraag het ons maar.  

Hoe vergaat het een prijsdier los van de nieuwswaarde? Los van de hypes en de praattafels.  

 

Nu al is 2024 een aaneenschakeling van gelukkige P.C. Hooft-momenten. Erkenning voelt groot. Net zoals knokken groots voelt. Vanuit de marge opereren en de krachten bundelen, met zachte dwang doorstoten en bij de hijgerigheid van de media weg zien te blijven, het hoogfrequent zenden van zenders. 

 

Uit de rij stappen en support voelen. Verwantschappen ontdekken. Al die makers die hun huiswerk wél serieus nemen. Bij wie oprechte betrokkenheid nog van het gezicht valt af te lezen om de simpele reden dat ze frons- en lachrimpels, alles wat een gelaat sprekend maakt, niet weg laten spuiten. Verwanten die ook zonder voorspraak van influencers zich autonoom tot een werk weten te verhouden.  

 

  onze boeken onze kunstuitingen onze wapensystemen 

  zij praten met elkaar 

  hun schoonheid is wreed want op een wreedheid veroverd 

  een vorm van rebellie 

 

Gevangen in de spotlights voel ik me het witte konijn dat zojuist uit de hoge hoed van de jury tevoorschijn is getoverd. Vluchten, vechten of bevriezen: een mals konijn tot spartelen bereid. 

 

Buiten de comfortzone, geplaatst in een traditie waar mijn werk zich ogenschijnlijk aan onttrekt dan wel vreemd toe verhoudt ben ik, ik zei het al, tot spartelen bereid. 

 

Van één ding kan ik zeker zijn en het is me een goed ding. Een versje van mij zal de huidige kamervoorzitter niet snel in zijn dagopening opnemen. Laat me dit afkloppen en laten we elkaar vooral geen mietje noemen. Wanneer Martin Bosma’s voorkeursgedichten straks gebundeld en in ronkende stapels bij de Bruna liggen is dat je reinste vorm van kleur bekennen. Je hoeft de begrippen propaganda, hybride en culturele oorlogsvoering er heus niet bij te slepen om tot het besef te komen dat bloemlezen überhaupt een ordinaire vorm van politiek bedrijven is. Oneigenlijk aangewend wordt alle muziek, alle zuurstof eruit gedrukt. De wereld wordt plat.  

 

Het is de toon waarmee de toon wordt gezet.  

 

Tegen mijn studenten, die ik graag diertjes noem, zeg ik vaak: trap er niet in. Zelfs de ik van dit dankwoord kan een construct zijn, wat niet wegneemt dat het dankwoord gemeend is.  

 

Die diertjes dank ik. 

 

Mijn vader en mijn moeder dank ik voor de artistieke en rebelse genen. De krachtige cocktail waar ook mijn broers en zussen mee zijn behept. 

 

Mijn aapjes boetserende vader. Mijn reislustige moeder die van Maria Mieke werd. Met haar eigen leven tot harde leerschool heeft ze ons, haar acht kinderen, de snelste vlucht uit het patriarchaat gewezen. Ook toen het patriarchaat voor de bühne nog niet was ingestort.  Gaandeweg kreeg ik er een schrijversfamilie bij. 

 

Ik dank de mannen van het eerste uur Wim van Til, Jan Kuijper, Jacob Groot. Dat ik jullie ontdekking mocht zijn en dat jullie me niet voor jezelf hielden. Dat jullie me doorspeelden. 

 

Ik dank de bende van het eerste uur: F. van Dixhoorn, Lucas Hüsgen, Marc Kregting. Ik leerde herenbiertjes drinken, wij gingen op tournee en brachten poëzie en niets dan. 

 

De puurste vorm, u was er feestelijk getuige van, is ons door van Dixhoorn voorgedaan. De literaire verloofde die ik onmogelijk voor mezelf kon houden. Poëzie die ruimte herovert op de ontstellende prietpraat die ons geen ruimte laat.  

 

Mirjam van Hengel, Annette Portegies, mijn voormalige redacteuren; Thomas Möhlmann, mijn huidige redacteur, groot dank. Vincent met de gouden stofkam. Brigitte Slangen. Patricia, Josje, Paulien Loerts dank ik. Heel Querido Queridoe. Oom Fons. Oom Fonds voor de Letteren (nu Letterenfonds) dank ik. Roland Sohier voegde stuiterend beeld bij het juttersjargon van Mosselman Hallo. Een deeltje uit de legendarische slibreeks, dank Dix. Nanne Nauta initieerde het alternatieve Boekenweekgeschenk. De vraag is daar behoefte aan laat ik gaan – of nog beter: bestaan. Het werd wat de titel beloofde: een sterke suikerlobby.  

  Kommerz, Bram Nijssen en Marcel van den Berg, dank ik voor het ontwerp van Tulpenwodka en van de nieuwe bundel: Zachte landing op leeuwenpootjes.  

 

De toekomstige diertjes dank ik. 

Theatervrienden-en geliefde, schrijversvrienden-en geliefde.  

De dank in natura dank ik.  

 

De onder- en bovenparketse goden duiden het me vast niet euvel als ik bovenal de kok in de keuken bedank, mijn altijd nieuwe vriend Erik Groot die aan het begin van mijn schrijverscarrière, met een baby op komst, het lef had het theater vaarwel te zeggen om in de zorg te gaan werken. Hij volgde ‘gewoon’ zijn hart en gaf ons twee jaar om mijn schrijversambities richting te geven zonder me financieel al te sappel te hoeven maken. Ik begroef me in de boeken, ik rekte de kraamtijd, ik verkwanselde hem niet. Nu koester ik naast een rechtgeaarde zoon waar je u tegen zegt een stoot aan eigengereide geesteskinderen. Én de P.C. Hooft. 

 

  een prijsdier dat ben ik  

  blij met deze dag en met jullie  

  er valt wat te vieren zoveel is zeker 

  zeker en vast  

 

Word vriend van het museum en maak nieuwe tentoonstellingen mogelijk! Help het museum