Annet Schaap: ‘Misschien is dat schrijven wel een heel lang antwoord op vragen die nooit zijn gesteld. Eindelijk mogen vertellen’

Marjolein Visser bezoekt Annet Schaap in haar atelier. De schrijver en illustrator vertelt uitgebreid over haar jeugd, haar werk, de liefde, en over waarom ze zichzelf pas op latere leeftijd toestond om ook te gaan schrijven: ‘Dat ik zo graag óók wilde praten, daar heb ik me altijd schuldig over gevoeld. Dat is nooit helemaal weggegaan.’

 

Stel je die fijne rommelzolder van je favoriete tante of buurtgenoot voor. Je weet wel: die ene creatieve, lieve vrouw van wie je ’s avonds in bed als kind soms fantaseerde dat ze jouw moeder was (en ’s nachts als je wakker werd van de regen die tegen de ruit sloeg, dat jij háár was). Combineer die rommelzolder met de kamer waar jouw lievelingskinderboeken worden geschreven, en je komt uit in een schatkamer. 

 

Vol verwachting en bewondering zet ik zo mijn eerste voorzichtige stappen in het atelier van schrijver en illustrator Annet Schaap. Haar werkplek, waar zij bijna elke middag werkzaam is, ligt aan de rand van het centrum van Utrecht. Eromheen lopend is er weinig bijzonders aan het gebouw op te merken. Het is een groot pand met allerlei kantoortjes aan een druk straatje, tegenover een gevangenis, naast een parkeergarage. Een van de kantoortjes is van haar. 

 

Annet Schaap is een van de Grande Dames van de jeugdliteratuur in al haar uitingsvormen

 

Maar binnen heeft het alles wat een schatkamer voor verhalenliefhebbers moet hebben. Zoals tientallen grote, licht vergeelde schrijfboeken waarin de basis van Schaaps jeugdromans werd opgeschreven. (Zeven boeken voor Lampje en tweeëndertig (!) voor Krekel.) Aan de muur veel grote en kleine lijstjes met daarin getekende schetsjes, flinke schilderijen, foto’s, grapjes. Een schildersezel. In het midden van de kamer een robuuste, verweerde tafel waaraan geschreven, geïllustreerd, gedicht en gerepeteerd kan worden. Want dat alles doet Schaap: ze illustreerde meer dan tweehonderd boeken, waaronder de Hoe overleef ik-serie van Francine Oomen en de door Jacques Vriens geschreven verhalen over Meester Jaap.

 

Het atelier van Annet Schaap, foto door Marjolein Visser

‘Als illustraties baksels zouden zijn, dan zijn die van Annet Schaap taartjes van de warme bakker’

Lees ook

 

Op haar 53ste debuteerde ze als schrijver met de jeugdroman Lampje (2017), waarmee ze onder meer de Woutertje Pieterse Prijs, de Nienke van Hichtum-prijs en de Gouden Griffel won. Lampje is een van de meest bekroonde kinderboeken ooit en werd verfilmd alsook veelvuldig vertaald. Annet Schaap schreef vervolgens het ook al zo iconische De Meisjes (2021), waarvoor ze zeven sprookjes bewerkte. Meer dan zeven jaar werkte ze ondertussen aan Krekel (2025), dat direct bij verschijning dit voorjaar werd overladen met lof. Ook schreef zij één gedicht (u kunt het lezen op haar website), ‘Marianne’, waarmee ze meteen de Willem Wilminkprijs won. Ze speelde in en schreef verschillende jeugdtheaterstukken en momenteel tourt ze door het land met een verfijnde vertelvoorstelling over haar boeken, onder muzikale begeleiding van Frederike de Winter. 

 

Kortom: Annet Schaap is een van de Grande Dames van de jeugdliteratuur in al haar uitingsvormen. 

 

Illustratie voor De bende van De Korenwolf - De ontsnapping van de brullende muis door Jacques Vriens, 2010

 

In de hoek van het atelier hangt een portret van haar oma. Die, zo vertelt Annet* meteen, een ontzettend lieve vrouw en huismoeder was. Pas op latere leeftijd maakte deze oma ruimte voor haar grote passie: schilderen. ‘Deze hier,’ Annet wijst de oude schildersezel aan, ‘was van haar.’ Dat deze oma schilderde, stillevens vooral, werd door haarzelf niet vaak naar buiten gebracht. Oma nam maar weinig ruimte in met haar creativiteit. De ruimte werd vooral in beslag genomen door opa, die dominee was en die van alles wat hij belangrijk vond iets groots maakte en zo de gesprekken regelmatig domineerde. Aan Annet werden vroeger weinig vragen gesteld. ‘Misschien is dat schrijven wel een soort heel lang antwoord op vragen die nooit zijn gesteld. Eindelijk mogen vertellen,’ zal ze later dit gesprek zeggen. Over dat mogen vertellen, in welke vorm dan ook, praten wij de komende uren.  

 

‘De woorden van vroeger galmen nog na. Dat schuldgevoel en die strengheid heb ik geïnternaliseerd’ 

 

In 1965 werd Annet Schaap geboren in Ochten, een klein dorp in de Betuwe. Later verhuisden vader en moeder Schaap met Annet en haar jongere zusje naar het dorp Maartensdijk vlak bij Utrecht.  

 

Je bent, met al jouw werken, een enorm productief persoon. Begon dit al in Maartensdijk? 

‘Jazeker. Dat heb ik van huis uit geleerd: wij werkten allemaal hard. En al zeiden wij tegen elkaar: “doe eens rustig aan”, we deden het zelf nooit. Hard werken, voor de anderen vooral, dat was belangrijk.’ 

 

Dat klinkt best streng. 

‘Mijn ouders waren helemaal geen nare mensen of zo, ik had ook echt een lieve moeder – ze is helaas overleden. Maar toch hing er, denk ik, wel een bepaalde strengheid in de lucht. In ieder geval pikte ik dat op.’  

 

Een kijkje in het atelier van Annet Schaap, foto door Marjolein Visser

 

Annet vertelt dat ze bijna nooit een man of een vriendje had – tot haar 41ste niet. ‘Ik moest altijd werken van mezelf, voor liefde maakte ik geen ruimte,’ zegt ze erover. In haar ouderlijk huis had de kerk een belangrijke rol. ‘Er was weinig ruzie thuis, maar áls er ruzie was, ging het over de kerk of over kerkelijke waarden. Dat we er meer moesten zijn voor anderen bijvoorbeeld. Ik wilde er ook voor mezelf zijn. Ook zélf vertellen. Maar de mannen – mijn opa en mijn vader met name – waren vooral zelf aan het woord. Mij werden vrijwel nooit vragen gesteld. Dat ik zo graag óók wilde praten, daar heb ik me altijd schuldig over gevoeld, en ik heb ook altijd gedacht dat ik een teleurstelling was voor mijn vader. Dat is nooit helemaal weggegaan.’ 

 

Hoe is dat gevoel nu? Wat zegt jouw vader bijvoorbeeld over jouw werk?  

‘Tja, hij waardeert het nu wel. Hij leest mijn werk. En hij maakt bijvoorbeeld geen punt van het stuk in Krekel waarin de kerk door een van de personages als beklemmend wordt ervaren. Hij is een beetje veranderd. Milder geworden, misschien. Maar de woorden van vroeger galmen nog na in mijn hoofd. Dat schuldgevoel en die strengheid heb ik geïnternaliseerd.’ 

 

Dat schuldgevoel en die strengheid: die lijken me zwaar om te moeten dragen als jonge, opgroeiende vrouw. 

‘Ja, soms wel. Tijdens mijn opleiding aan de Schrijversvakschool dronk ik veel. Om iets te kalmeren misschien. Lessen bij een spirituele school (The Diamond Approach) hielpen me om hier meer inzicht in te krijgen en rust te vinden. Ik kwam erachter: die stemmen in mijn hoofd die zeggen: “je bent niet goed genoeg” of “praat niet zoveel” – die hebben niet het beste met me voor. Nu kan ik die stemmen beter duiden.’ Annet kijkt even naar buiten. ‘Al komen ze helaas soms nog wel voorbij.’ 

 

Uit Misjka door Edward van de Vendel en Anoush Elman, 2022

 

In de kerk werden door jouw opa – die dominee was – wellicht wel veel verhalen verteld? 

‘Zeker. Mijn opa zag ik preken. En mijn vader vertelde aan tafel vaak verhalen, meestal uit de Bijbel.’  

 

Heb je daar iets aan gehad, ter inspiratie voor het zélf vertellen? 

‘Misschien een beetje. Maar die verhalen hadden allemaal een erg duidelijke moraal. Mijn vader vertelde geloof ik vooral verhalen om mijn zusje en mij te kneden. Dat bracht mij in een soort mentale spagaat, want ik kon nooit precies worden zoals hij voorspiegelde in die verhalen. Dat voelde ik wel.’ 

 

Wat nam je hiervan mee in de verhalen waar je later zelf aan werkte? 

Annet denkt even na. ‘Misschien dat ik nooit wil kneden. Ik wil kneedloze verhalen maken.’ 

 

En misschien überhaupt aan het woord zijn? Je vertelde net dat je opa en je vader jou weinig vragen stelden. 

‘Ja. Misschien is dat schrijven, dat ik pas op latere leeftijd durfde, wel een soort heel lang antwoord op vragen die nooit zijn gesteld. Eindelijk mogen vertellen. Zoiets.’ 

 

Annet staat op. ‘Wil je nog wat thee?’ 

 

‘Ik vond tekenen minder leuk dan schrijven, maar schrijven durfde ik niet’

 

In de jaren tachtig deed je een opleiding tot illustrator aan de Christelijke Kunstacademie in Kampen – en daarna nog een extra jaar aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Wanneer wist je: ik wil illustrator worden? 

‘Tja, dat wist ik eigenlijk niet zeker. Ik vond tekenen minder leuk dan schrijven, maar schrijven durfde ik niet. Toen dacht ik: als ik ga illustreren, dan doe ik toch nog iets met boeken.’ 

 

Als afgestudeerd illustrator stuurde Annet Schaap haar werk rond naar verschillende uitgeverijen. Van de uitgever van Jacques Vriens kreeg ze reactie: of ze een heruitgave van Die rotschool met die fijne klas wilde illustreren. ‘Ik was dolblij,’ vertelt ze. 

 

Daarna rolde Annet, soms per toeval, in allerlei illustratieklussen. ‘Zo kwam ik Francine Oomen gewoon een keertje tegen op een feestje,’ vertelt ze. ‘Dat klikte en toen zeiden we: “Laten we iets samendoen.” Dat werd: Hoe overleef ik mijn vakantie? Dat dit het eerste boek van een grote serie zou worden – daar had ik toen geen idee van. Net als bij Superjuffie en Meester Jaap, had ik bij de start niet kunnen bedenken dat dit reeksen van vele jaren zouden worden.’ 

 

‘Ik wil nooit kneden. Ik wil kneedloze verhalen maken’

 

Is dat leuk: illustreren voor een reeks? 

‘Nou, in het begin is dat leuk, maar als boekreeksen zo’n succes zijn dan kom je er niet meer vanaf en als illustrator moet je steeds dezelfde soort tekeningen leveren. Daar had ik op een gegeven moment wel genoeg van. Het voelt alsof je iets uitmelkt. Sowieso vind ik het een slechte zaak dat kinderboeken steeds vaker reeksen worden omdat dat verkoopt. In sommige gevallen geeft dit boeken een hapsnap-air en vaak doet het de kwaliteit van het verhaal geen goed. Het wordt toch een soort invul-formule.’ 

 

Ben je daarom gestopt met illustreren voor anderen? 

‘Ja, hoe leuk en goed ik veel schrijvers met wie ik werkte ook vond, ik wilde daarmee stoppen. Soms maak ik wel een uitzondering voor een boek dat extra mooi is en vraagt om iets anders. Voor Misjka (van Edward van de Vendel en Anoush Elman) heb ik een heel andere techniek gebruikt. Dat was nieuw en heel erg leuk, en ik ben vereerd dat mijn werk hiervoor met een Zilveren Penseel bekroond is. Maar verder illustreer ik nu het liefste alleen nog mijn eigen boeken. En zelfs daar ben ik bang dat het een soort formule wordt. Ik wil dat alles wat ik maak oprecht, vers en origineel is. Als dat betekent dat ik zeven jaar wil doen over een boek, dan dóe ik gewoon zeven jaar over een boek.’ 

 

Uit Pippi is jarig door Astrid Lindgren, 2005

 

Word je als schrijver anders benaderd dan als illustrator? 

‘O ja, zeker. Mijn eerste interview als schrijver gaf ik aan Bas Maliepaard (recensent Trouw, podcastmaker De Grote Vriendelijke Podcast, red.). Die had allemaal zeer goede, doordachte vragen. Ik voelde me meteen veel meer erkend dan alle tientallen jaren ervoor. Als illustrator ben je toch vooral dienend. De schrijver krijgt meestal alle aandacht.’ 

 

Heeft het illustreren – van meer dan tweehonderd boeken – jou geholpen een betere schrijver te worden? 

Annet denkt een tijdje na. ‘Ik geloof het wel. Je slijpt jezelf natuurlijk aan alles om je heen. Al die jaren als illustrator hebben me denk ik geholpen te rijpen tot de schrijver die ik eigenlijk diep vanbinnen al was.’ 

 

Wat maakt een verhaal voor jou goed? 

‘Je moet erin kunnen verdwijnen, ervan genieten. Het moet dat kneedloze hebben, waar we het eerder over hadden. En ik vind het belangrijk dat je met verhalen verschillende kanten belicht. Ik hoop dat als mensen mijn verhalen lezen, ze voor alle personages empathie voelen.’ 

 

Toen ik jouw werk de afgelopen weken (her)las, dacht ik: zij zal wel enorm van mensen houden. 

‘Valt mee hoor. Ik vind veel mensen niet zo leuk. Maar ik probeer wel te zoeken naar waar die afkeer of dat ongemak bij mij zit en dat probeer ik uit te werken in mijn verhalen.’ 

 

‘Dankzij schrijven worden de ingewikkelde dingen van het leven mooi en bruikbaar’ 

 

Terwijl haar illustratiecarrière al een tijdje op gang was, raakte Annet Schaap bevriend met de regisseur van een jeugdtheatergroep die repeteerde in het oude schoolgebouw in Utrecht waar ze haar eerste atelier had. Het was die regisseur, Sylvia Valkenburg, die haar op een zeker moment vroeg om een stuk te schrijven – een bewerking van een sprookje van Couperus. Als Annet hierover praat, glimlacht ze. ‘Ik was zo blij dat het eindelijk mócht. Dat het van iemand mocht. Ik vond schrijven altijd al heerlijk, maar ik had een soort toestemming nodig. Als we een opstel mochten schrijven op de basisschool, dan was ik dolgelukkig en ging ik helemaal los. Maar als ik dan weer alleen was, dan durfde ik het niet. Het schrijven moest als het ware wakker gekust worden.’ 

 

Ondanks dat er iets was wakker gekust, was de strengheid óók nog altijd aanwezig. Annet vertelt: ‘Ik ging eerst een cursus doen van de Schrijversvakschool, en toen de hele opleiding. Ik vond het er geweldig. Dit wil ik doen, dacht ik vaak. Maar ik had ook last van mijn “superego”. Eén keer per week lazen we onze teksten aan elkaar voor en dan waren mensen meestal enthousiast over mijn stukjes. Heel even was ik dan tevreden over mijn werk. Heel even maar. Want na dat voorlezen gingen we vaak met z’n allen naar de kroeg en nog ín die kroeg dacht ik dan altijd: nu moet het volgende keer natuurlijk nog beter.’ 

 

Hoe gaat het nu met die tevredenheid over schrijven? 

‘Het voelt nu al vaker beter tijdens het schrijven. Soms voel je dat de zinnen kloppen. Of dat er iets in elkaar valt. Soms komen er beelden in mijn hoofd en weet ik gewoon: dat moet het zijn. Want ondanks de constante strengheid die ik ervaar, voel ik óók: schrijven is het heerlijkste dat er is.’ 

 

Wat is er zo heerlijk aan? 

‘Schrijven is een soort mediteren en mediteren is een soort schrijven. Je gaat echt ergens in op. Ik ben bijvoorbeeld weleens jaloers op het succes van anderen. Dan schrijf ik daarover, maak er een scène of verhaal van. Ik componeer daarbij zorgvuldig: wat voel je als je jaloers bent? Wat denk je dan? Van zo’n jaloers iemand maak ik vervolgens een personage waar je ook echt een beetje van gaat houden als lezer. Dankzij schrijven worden de ingewikkelde dingen van het leven, zoals jaloezie, mooi en bruikbaar.’

 

Uit De Parelprinses door Tamara Bos, 2008

 

Schrijf je dagelijks? 

‘Ja, elke dag. ’s Ochtends vaak thuis, ’s middags hier in het atelier.’ 

 

Hoe begin je aan een nieuw verhaal? 

‘Het begint eigenlijk als een dagboek. Van het werkboek The Artist Way (van Julia Cameron) leerde ik: je moet elke dag schrijven. Dus dat doe ik. In de grote boeken – zonder lijntjes, ik haat lijntjes – schrijf ik eerst wat gewone huis-tuin-en-keuken-dingen op en dan langzaam komen daarin ideetjes voor het verhaal waar ik aan werk.’ 

 

Geef je jezelf ook opdrachten? 

‘Heel vaak.’

 

Annet haalt een envelopje onder een stapel papier vandaan. Ze opent het en strooit er snippers uit. Op de snippers staan nieuwsgierig makende zinnen als: ‘geluiden van de dag’, ‘Iwan gaat door het lint’ en ‘exotische dans met slang’. Annet vertelt: ‘Kijk, deze woorden, beelden of zinnen, daar heb ik ooit van bedacht dat ik er iets mee wil in mijn volgende boek. Dan pak ik ’s ochtends blind zo’n papiertje en begin er een stukje bij te schrijven.’ 

 

‘Mijn schrijfproces is een soort opgraving. Ik voel dat er van alles onder de grond zit, maar ik moet daarvoor jarenlang wroeten en scheppen’

 

Zie je in het begin van het proces het verhaal al voor je?  

‘Nee, ik zie alleen de vage lijnen. Bij Krekel was dat: een broertje en zusje. Eerst praat hij niet en dan zij niet. Het doemt een soort van op.’

 

‘Mijn schrijfproces is een soort opgraving. Ik voel dat er van alles onder de grond zit, maar ik moet daarvoor jarenlang wroeten en scheppen.’ 

 

Zijn er dingen die je doet om je te helpen met dat ‘opgraven’? 

‘Mediteren helpt. Vijf minuten mediteren, dertig minuten schrijven. Dat werkt.’ 

 

‘Er zijn allerlei scènes die een voor een in mijn hoofd komen langswandelen. Dan hoor ik ineens mensen praten. Of zie ik beelden. Of denk ik: ik wil iets met kliffen. Voor Krekel wist ik bijvoorbeeld al gauw dat ik iets wilde met een tatoeage. Ik schrijf daarover losse scènes met de hand in mijn opschrijfboeken. Maar hóe dat dan in het verhaal komt en waarom en waar, dat weet ik dan nog helemaal niet. Die structuur, die komt veel later pas. Ik ben een intuïtieve schrijver.’ 

 

Uit de Elvis Watt-boeken door Manon Sikkel

 

Je bent een van de meest bekroonde schrijvers van dit moment. Hoe is dat voor je? 

‘Ik ben er natuurlijk vreselijk dankbaar en blij om. Maar ik vind het ook ingewikkeld, soms.’ Annet lacht verlegen. ‘Ik vind het al ingewikkeld dat jij dit bijvoorbeeld zo zegt.’ 

 

Wat vind je er ingewikkeld aan? 

‘Tja, die verering, denk ik. En zo’n lange signeerrij bijvoorbeeld – al die mensen die je zo verwachtingsvol aankijken. Iedereen wil een stukje van je. Ze willen ook vaak nog speciale woorden voor geliefden of kinderen. Die geef ik graag, maar daarna ben ik meestal wel doodop. Ik vind het ook lastig omdat ik eigenlijk geen nee durf te zeggen.’ 

 

Wat zegt je geliefde over jouw succes? 

‘Soms maakt Thomas zich zorgen. Dan zegt hij: “Don’t slaughter the goose that lays the golden eggs.” Ken je dat verhaal? Het is een sprookje over een gans die gouden eieren legt. De mensen snijden die gans open, omdat ze de eieren sneller willen hebben. Dan zijn de eieren weg.’ 

 

En is de gans dood. En Thomas is waarschijnlijk meer met de ‘gans’ bezig dan met de eieren? 

‘Ja, hij wil dat ik gelukkig en gezond ben. En wat rust vind.’ 

 

Kom je schrijvend tot rust? 

‘Eigenlijk wel ja. Krekel is nu een maand uit, ongeveer. Ik kijk uit naar het moment dat ik weer terug in mijn schrijfconcentratie kan. Binnenkort ga ik op schrijfweek en even op vakantie met Thomas en onze zoon Jonas. Daar verheug ik me op.’ 

 

Hoe oud was je toen je Thomas leerde kennen? 

‘41. Oud hè.’

 

Inmiddels zijn Annet en Thomas bijna twintig jaar samen. Ze leerden elkaar kennen in Californië, via de spirituele school waar ze beiden actief zijn. ‘Thomas was ooit erg zoekende, hij heeft ook een tijd een alcoholverslaving gehad. Zijn ervaringen zette hij later in om zichzelf en anderen te steunen en verrijken. Mij verrijkt hij ook dagelijks. Met filosofische ideeën bijvoorbeeld. Soms vertelt hij een verhaal waarvan ik – vaak later – denk: hé, dit heeft met mijn verhaal te maken en hier heb ik wat aan. En hij weet veel van geschiedenis, dat is ook fijn.’ 

 

Leest Thomas jouw werk? 

‘Omdat hij Canadees is, kan hij het pas lezen als er een vertaling beschikbaar is.’ 

 

Denkt hij met jou mee? 

‘Ja, we hebben het wel veel over het werk. En de reis die we maakten met onze zoon Jonas (een reis van tweeënhalf jaar door Costa Rica, Canada en de VS in een camper), legde de basis voor veel beelden uit zowel Lampje als Krekel. Hun werelden werden daar geboren. Die kliffen, bijvoorbeeld, en die vuurtoren.’ 

 

‘Thomas is een echte reiziger, een dwaler. Door samen met hem en onze zoon op avontuur te gaan, leerde ik ook meer te dwalen. We wonen inmiddels al zo’n zestien jaar in Nederland. Hij is nu een huisman. Hij is eigenlijk van een dwaler inhuizig geworden. En ik van inhuizig, een dwaler.’ 

 

Leest Jonas jouw werk? 

‘Nee, hij is geen lezer. Maar hij is wel trots en gaat soms mee naar een boekoptreden.’ 

 

Het klinkt alsof je een heel relaxte omgeving hebt. Niet geïmponeerd door je succes. 

‘Nee precies. Heerlijk rustig.’ 

 

Een kijkje in het atelier van Annet Schaap met aan de muur een schets voor haar boek Krekel, foto door Marjolein Visser

 

In Krekel staat de volgende aangrijpende passage, over de ‘heks’ Duifje: ‘Maar na een tijd konden zijn tranen haar niets meer schelen. Binnen in haar groeide een woede, tot het een stevig fort werd, waarin ze kon schuilen. Daar schreeuwde ze en stampvoette en gilde van onrechtvaardigheid, maar toen dat niet hielp, nooit hielp en er niets veranderde, maanden niet, jaren niet, verijsde de woede en balde zich samen in haar tot iets wat wél terug kon slaan.’  

 

Wat mij opvalt bij het lezen van jouw werk, en eigenlijk ook bij jouw illustraties, is dat meisjes en vrouwen vaak sterk en moedig zijn. 

Annet gaat naar achteren zitten en knikt. ‘Precies.’ 

 

Denk je er veel over na hoe je meisjes en vrouwen een rol wil geven in jouw verhalen? 

‘Ja. Waar ik een hekel aan heb is die “kom-op-meid-verhalen”. Ooit was het kinderboekenweekthema “Lekker Eigenwijs”. Nou, dan verschijnen er ineens allemaal verhalen vol omgedraaide rollen, met meisjes als zeerovers, en zo. Dat vind ik dan eigenlijk een soort buitenkant-stoer. Dat werkt niet voor mij.’ 

 

Wat vind jij belangrijk te doen voor meisjes en vrouwen in jouw werk? 

‘Veel meisjes hebben last van het onderschat worden omdat ze een meisje zijn. Daar had ik, net als bijvoorbeeld mijn oma, ook last van. Daar komt vaak een houding bij van: laat mij maar, ik ben er niet. Wij hadden vroeger echt een vrouwenhuis, met twee dochters en een moeder die veel thuis was. Maar mijn vader was het belangrijkst. Dat vond mijn vader zelf, maar wij vonden dat ook allemaal. Tegelijkertijd hebben vrouwen en meisjes óók een enorme autonomie. Wij lachten mijn vader soms ook wel een beetje uit, zo van: laat ’m maar denken dat-ie de belangrijkste is. Die tweeledigheid is belangrijk te laten zien in verhalen.’ 

 

‘Ik fantaseerde dat ik op het dak van het schuurtje stond en hele verhalen de wereld in schreeuwde’

 

Over De Meisjes wordt op de achterflap gezegd: ‘Vertellingen over zeven meisjes met allemaal hun eigen dromen en verlangens, meisjes die niet langer sprookjesfiguren zijn maar mensen van vlees en bloed.’  

‘Ik wil meisjes in mijn verhalen inderdaad meer van vlees en bloed maken, meer compléét maken, dan ze vaak worden afgeschetst. Ook wil ik die strenge blik, die bijna elk meisje op zichzelf heeft, verzachten. Meer zelfvergiffenis inbrengen. Meer mogen durven. En ook: in dingen kunnen opgaan zoals mannen dat makkelijker kunnen omdat die zoveel minder streng op zichzelf zijn. Mogen genieten van de zee, van aantrekkelijke mensen, van de wind door je haren.’ 

 

‘Dat vind ik ook interessant aan meisjes: omdat ze niet al een bepaalde positie hebben, moeten ze deze echt bevechten. Mannen nemen van zichzelf al zoveel ruimte in. Als ik maar een beetje het gevoel heb dat mensen afdwalen als ik iets vertel, dan stop ik meteen. Mannen zie ik dit zelden doen. En ze vragen ook zo weinig. Wat ik al zei, aan mij vroegen ze vroeger ook niet zoveel. Ik fantaseerde als kind – misschien daarom – weleens dat ik op het dak van het schuurtje stond en hele verhalen de wereld in schreeuwde.’ 

 

Uit Superjuffie door Janneke Schotveld, 2011

 

Het Literatuurmuseum besteedde recent veel aandacht aan het feit dat vrouwelijke auteurs van oudsher een stuk minder waardering ontvangen dan hun mannelijke collega’s. Bij vrijwel alle literaire prijzen is de verhouding schever dan te verwachten is op basis van het aantal mannelijke en vrouwelijke auteurs. 

Annet zucht. ‘O ja, dat is vreselijk, hoe ongelijk dat is.’ 

 

Ervaar jij dat je als vrouwelijke auteur gelijk wordt behandeld? 

‘Jawel, maar in de jeugdliteratuur zijn er nu eenmaal relatief veel vrouwelijke schrijvers. Daar winnen vrouwen denk ik net zo vaak als mannen. Maar dan zit je er weer mee dat jeugdliteratuur lager wordt aangeslagen dan literatuur voor volwassenen. Dus qua erkenning zit je alsnog een beetje met de gebakken peren.’ 

 

Wat vind je daarvan, dat jeugdliteratuur door veel mensen als inferieur aan literatuur voor volwassenen wordt gezien? 

‘Belachelijk. Dit wordt waarschijnlijk gestuurd door mensen, vaak mannen, die zijn vergeten dat ze ooit kind waren. Die het kind in zichzelf ook niet meer herkennen. Zulke mensen vind ik niet zo leuk. Tegen Annie M.G. Schmidt zeiden ze ook vaak: “Het is eenvoudig wat u doet.” Maar het is niet eenvoudig! Een verhaal dat helder en goed te begrijpen is, is echt niet minder diep. Juist niet.’ 

 

Dus jij gaat door met kinderboeken schrijven?  

‘Ja. Ik wil niet stiekem voor volwassenen schrijven. Als je voor kinderen schrijft is er wellicht minder eer te behalen, maar ik wil niks anders.’ 

 

Kunnen we in de toekomst misschien ook jouw opschrijfboeken terugvinden in het Literatuurmuseum / Kinderboekenmuseum?  

‘Ik hoop het. Dat soort bewaarwerken leren je iets over een proces. En ze zijn zeldzaam en communiceren met de lezer, waar een helemaal “af” boek dat niet kan. Ik zou bijvoorbeeld heel graag eens kladversies van Annie M.G. Schmidt lezen. Ik hoop dat mensen en kinderen het over een tijdje ook leuk vinden om meer over mijn werkprocessen en leven te leren. Maar ik vraag me af of het mensen interesseert.’ 

 

Ik weet het wel zeker. 

Annet glimlacht. ‘Ach, wie weet.’ 

 

Marjolein Visser en Annet Schaap

 

*Gezien de persoonlijke aard van dit interview, wordt Annet Schaap aangesproken met haar voornaam.