De poëzie in Onschendbaar domein bood een tijdelijke vlucht uit het kampbestaan

Een van de bijzonderste boekjes in de collectie van het Literatuurmuseum is Onschendbaar domein, een met de hand getypte poëziebloemlezing samengesteld in een interneringskamp op West-Java. De oorspronkelijke eigenaar heeft met potlood zijn naam op het omslag geschreven: L. Vroman.

 

Voor mij ligt een wat kwetsbaar ogend exemplaar van de poëziebloemlezing Onschendbaar domein. De oorspronkelijke eigenaar heeft met potlood zijn naam op het omslag geschreven: L. Vroman. Daaronder staan enkele karakters in het Kanji, een Japans schrift dat Leo Vroman zichzelf aanleerde toen hij geïnterneerd was in Tjimahi, nu Cimahi geheten. Deze oude garnizoensplaats lag enkele kilometers ten westen van Bandung en groeide tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië uit tot een van de grootste interneringslocaties op West-Java. Dit was ook de plek waar Onschendbaar domein tot stand kwam. In totaal zijn er vijftien exemplaren gemaakt waarvan er drie bewaard zijn gebleven. Eén daarvan was in het bezit van Vroman en ligt nu in het Literatuurmuseum.  
  
Vroman arriveerde begin 1943 in Tjimahi, na achtereenvolgens in Bandung en Tjilatjap geïnterneerd te zijn geweest. Gedurende de Japanse bezetting werd hij, als zovelen, diverse keren overgeplaatst. In Tjimahi trok hij onder anderen op met Tjalie Robinson, Rob Nieuwenhuys en Jacob Hendrik Willem Veenstra. De laatste twee maakten deel uit van een ‘kring van kultureel geïnteresseerde vrienden’ die eerder al in Bandung was ontstaan. Deze mannen zouden later bekende schrijvers en onderzoekers worden binnen het literaire veld. Het kazernement waar zij zaten werd ook wel grappend het Kale Koppen Kampement genoemd, veelal afgekort tot ‘K.K.K.’, omdat de mannen bij aankomst hun hoofd kaal hadden moeten scheren. Met de kennis van nu een ongelukkige afkorting, maar waarschijnlijk was nog niet iedereen op de hoogte van het bestaan van een gelijknamige racistische organisatie in de Verenigde Staten.  

 

De realiteit van het kampbestaan was nooit ver weg. Daarbij heerste de vraag: hoe lang nog?

 

Titelpagina van Onschendbaar domein, met onder de houtsnede heel licht in potlood geschreven ‘L. Vroman’. Collectie Literatuurmuseum

 

Misschien is het beter om niet te kunnen lezen wat Vroman in zijn kampdagboek schreef

Lees hier

De realiteit van het kampbestaan was nooit ver weg. Velen kregen tijdens hun internering te maken met ziekten, dan wel fysieke of mentale uitputting. Er was het gemis van geliefden, kinderen en familieleden. Daarbij hing de geïnterneerden voortdurend een nieuwe overplaatsing boven het hoofd en dan was er nog de allesoverheersende vraag: hoe lang nog? Toch ervaarde Veenstra het moment van aankomst in Tjimahi als ‘een droom’ en beschreef Nieuwenhuys het interneringskamp in Een beetje oorlog (1978) als ‘het paradijs’. Wie begint te lezen over Tjimahi begrijpt waarom het voor sommigen, in vergelijking met andere gevangenenkampen, toch iets vrijer moet hebben gevoeld.   
  
Tjimahi was, om Nieuwenhuys’ woorden te citeren, een ‘hoog-kapitalistisch’ kamp: geïnterneerden konden binnen de kampmuren met zelfbedachte initiatieven geld verdienen. Zo was er een pindakaasfabriek en kon je er, als je geld had, voor een zacht prijsje een kop koffie drinken of iets eten bij een van de vele warungs. Daarnaast was er Theatre Eternité waar voorstellingen werden gespeeld en waar je tegen betaling van 5 cent live jazzmuziek kon komen luisteren. Tjimahi was dus op z’n zachtst gezegd geen doorsnee interneringskamp.   
  
Enkele mannen begonnen een speelkaartenfabriek, zij tekenden speelkaarten voor het hele kamp. Dit ontpopte zich algauw tot een plek waar een gamma van creatieve activiteiten plaatsvond. Van het vervaardigen van decorstukken voor het theater tot bibliofiele boekverzorging en het creëren van portretten in opdracht. De speelkaartenfabriek werd niet veel later dan ook omgedoopt tot De Studio. Het was mede dankzij deze plek dat Onschendbaar domein het licht zag.    

 

Voorwoord en inhoud van Onschendbaar domein

 

Om zaken als bijvoeding en medicatie voor de zieken te realiseren, zetten enkele geïnterneerden begin 1943 een kampfonds op. De kas werd onder meer gespekt door voorstellingen bij Theatre Eternité en opdrachten van De Studio. Het was dan ook in deze periode dat Veenstra en Nieuwenhuys besloten om een poëziebloemlezing samen te stellen, waarbij De Studio de typografische verzorging en de illustratie op zich nam.   
  
De gedichten voor de poëziebloemlezing werden geselecteerd uit meereizende literaire tijdschriften, enkele bloemlezingen en toevallig overgeschreven verzen. Anders dan in de meeste interneringskampen mochten geïnterneerden in Tjimahi hun eigen boeken en tijdschriften behouden, zij het na controle van de Japanse kampleiding. Goedgekeurde boeken werden voorzien van een stempel, die je ook terugziet op de titelpagina van Vromans exemplaar.  
  
In totaal bevat Onschendbaar domein zo’n 32 gedichten van namen als M. Vasalis, Gerrit Achterberg, Maurice Gilliams, E. du Perron, Jan Greshoff, J.C. Bloem, A. Roland Holst en J. Slauerhoff. Het gaat om poëzie die in het interbellum is gepubliceerd. Opvallend genoeg speelt alleen het gedicht van G.J. Resink, ‘Soeling op Kali-Oerang’, zich af in de archipel. Hoewel de bundel niet direct vanuit een specifiek thema lijkt te zijn samengesteld, dekt de laatste strofe van Marsmans gedicht ‘Dies Irae’ wel de algemene lading: 

 

Laat één ster, een onaanzienlijk teeken  
flonkren boven de rampzaligheid  
en opnieuw gelooven wij in streken   
voorbij ’t moeras van dezen lagen tijd.    

 

De poëzie in Onschendbaar domein moest hoop geven en liet de lezer verlangen naar betere tijden. In een voorwoord verklaarden Nieuwenhuys en Veenstra wat ze met hun project voor ogen hadden gehad. ‘De enige rechtvaardiging van ons werk was de wens aan anderen te bieden, waar wij zelf in ongewilde isolering naar gegrepen hebben: een aantal verzen, een besloten gebied vertegenwoordigend, een onschendbaar domein.’  

 

 

‘De enige rechtvaardiging van ons werk was de wens aan anderen te bieden, waar wij zelf in ongewilde isolering naar gegrepen hebben’

 

 Ieder gedicht in de bundel werd voorzien van een eigen illustratie. Deze houtsneden zijn gemaakt door S. Admiraal, Henk de Vos, Ries Mulder, Wim Schippers en Leo Vroman, die voor de bloemlezing als collectief opereerden onder de naam: 'KKK Studio’. Om de houtsneden te kunnen maken, werd er een drempel uit een barak gesloopt die vervolgens in losse blokjes werd gezaagd en onder de medewerkers werd verdeeld om stempels van te snijden.  
  
Vroman sneed in totaal zeven stempels voor Onschendbaar domein, waaronder voor Slauerhoffs ‘Novalis’ en het gedicht ‘De moeder’ van Adriaan Morriën. Over de totstandkoming van de poëziebloemlezing zei hij:


‘Veel mensen kenden een hoop gedichten uit hun hoofd en er waren wat tijdschriften waarmee ze rond bleven reizen. Al die gedichten hebben we toen bij elkaar gezet en een masker gesneden, waar je de houtsnede doorheen kon drukken. De tekst werd daaronder getypt.’  
  
Vanwege dit specifieke project mocht Vroman medewerker worden bij De Studio, ‘gelegenheidsstudio-medewerker’ wel te verstaan, want met zijn gebrek aan ervaring kreeg hij geen vaste plek.  

 

‘Veel mensen kenden een hoop gedichten uit hun hoofd. Al die gedichten hebben we toen bij elkaar gezet’ 

 
 In totaal werden er vijftien exemplaren gemaakt, elk met de hand getypt en verlucht. Voor vijftien gulden, een aanzienlijk bedrag voor die tijd, bezat je een Onschendbaar domein. De opbrengst ging naar het kampfonds. Ook was de oplage genummerd, zo bezat Vroman ‘no. 10’. Achterin noteerde Vroman later nog dat zijn exemplaar op 24 juli 1945 was ingebonden door Beset in Nagoaka, Japan.  
  
Vroman werd na enkele maanden in Tjimahi in november 1943 via Singapore naar Osaka verscheept. Daar werd hij tewerkgesteld als dokarbeider. Hij kwam hier met een zware longontsteking in de ziekenboeg terecht. Zijn redding, bleek achteraf, want terwijl hij daar lag viel er een brandbom op zijn barak. Na het bombardement op Osaka werd Vroman per trein naar Nagoaka vervoerd, waar hij in een carbidfabriek moest werken. En toen was daar op 15 augustus 1945 de capitulatie van Japan. Vroman kwam na de bevrijding in Manilla terecht en reisde vervolgens via San Francisco en Chicago door naar New York. Al die tijd hield hij zijn Onschendbaar domein bij zich en nu ligt het hier in het museum. 

 

Leo Vroman, rechtsonder, in Manilla in 1945 met andere ex-krijgsgevangenen uit Japan: zittend de heer Schetselaar, staand Hans Maassen en Max Kraaikamp. Foto: collectie Literatuurmuseum

 

Wie de bundel destijds hebben gekocht, is onbekend. Door overzeese transporten, het weggooien van bagage uit lijfsbehoud en de inbeslagneming van alles wat papier was door de Japanse bezetter gingen bijna alle exemplaren verloren. Veenstra meende lange tijd het enige overgebleven exemplaar te bezitten, dat hij aan het eind van de internering had gekregen van een bevriende koper. Zijn exemplaar wordt nu bewaard bij de Koninklijke Bibliotheek. Later dook er nog een derde exemplaar op, dat nu in het bezit is van de Universiteit Leiden. 

 
Vroman debuteerde in 1946 als dichter bij Querido met de bundel Gedichten. In deze bundel staan ook gedichten die hij tijdens de internering schreef, waaronder ‘Borstvogel’. Daarnaast werd hij bekend als schrijver, tekenaar, hematoloog en bioloog.  

 
Tijdens de Japanse bezetting bood poëzie een tijdelijke vlucht uit het kampbestaan. Er zat houvast in dichtregels en strofen. Nieuwenhuys omschreef Vroman later als de ‘onaantastbare gevangene’.   
  
‘We kunnen niet zeggen dat Leo de werkelijkheid aanvaardde, maar de werkelijkheid was er voor hem nu eenmaal en elk verzet was zinloos. Leo bezat, gelukkig voor hem zelf, de mogelijkheid zich eruit terug te trekken in zijn eigen wereld. Zijn zonderlinge invallen, zijn dwaze en onverwachte woordspelingen waren de tekens die hij vanuit zijn wereld naar ons uitzond, maar de meest complete uitdrukking daarvan was toch zijn poëzie. Alleen via zijn poëzie kon hij ons deelgenoot maken.’    
  
In die zin belichaamde Vroman de door hem gekoesterde poëziebloemlezing; hij was een onschendbaar domein.