Twintig dozen zijn het. Manuscripten, foto’s, een plakboek, audio-opnames, dertig handschriften, aanzetjes tot gedichten, ongepubliceerd werk, enkele korte persoonlijke correspondenties en een stortvloed aan uitgeknipte Trijfel-stukjes (een dagelijkse rubriek voor de GPD-kranten). Dit is min of meer wat er van Nico Scheepmaker in het Literatuurmuseum bewaard wordt en hoewel er van andere auteurs opvallendere voorwerpen in bewaring zijn (grote attributen, typemachines, schilderijen, noem maar op), merkte ik dat ik hierin bijzonder geïnteresseerd was. Die grote hoeveelheid documenten: wat viel er allemaal in te ontdekken? Wie was die Scheepmaker, die naam die ik al mijn halve leven hoorde maar die me eigenlijk nog steeds niet veel zei?
Als Bob den Uyl tegenwoordig genoemd wordt, gaat dat meestal over de naar hem vernoemde prijs voor het beste reisboek; Biesheuvel is sinds enkele jaren niet alleen meer de naam van een veelgeprezen Nederlandse auteur, maar ook die van de jaarlijkse bekroning voor de beste verhalenbundel in de Nederlandse taal. En zeg je Nico Scheepmaker (1930-1990) dan zullen zeker jonge lezers – ikzelf in elk geval – vanzelf denken aan de prestigieuze Nico Scheepmaker Beker, die jaarlijks wordt uitgereikt voor het beste Nederlandse sportboek. Maar valt in al die dozen met zijn nalatenschap op de een of andere manier terug te vinden waaraan Scheepmaker zijn grote reputatie als sportjournalist te danken heeft?