In de catacomben van het Literatuurmuseum ligt een gouden pak. Het ligt er in een bruine kartonnen doos. Het is geen driedelig pak of smoking, veel eerder een pak voor een popster of goeroe. De broek van het kostuum is gemaakt van een ruw soort stof, polyesterachtig, vakkundig maar met grote halen in elkaar genaaid met goudkleurig garen. Het bovenstuk is van dezelfde stof, maar aan de randen keurig afgebiesd met goudkleurig lint. Op de borst is een patroon van zilverkleurige vierkantjes genaaid, die nog het meest doen denken aan van die grote vlokken confetti die tijdens televisieshows en huldigingen in de Tour de France worden gebruikt. Er zijn grote zilverkleurige epauletten op de schouders gezet, maar het bijzonderste van dit pak bevindt zich juist onder de schouders, onder de oksels zelfs. Als de drager van het pak zijn armen omhoog zou bewegen, ontvouwen zich als een Japanse waaier twee drakenvleugels van plastic. Glimmend, glad en breekbaar als een oud fotonegatief.
Dit gouden pak is van Nederlands bekendste performing poet, de dichter Johnny van Doorn. Of eigenlijk is het het pak van Johnny the Selfkicker, want in de tijd dat hij dit pak droeg betrad hij de podia onder deze naam.