‘Het woord feminisme is failliet’ – Het verhaal van uitgeverij Vita (1993-1996)

In 1993 nam Gemma Polders een feministische uitgeverij over, hernoemde die Vita, en nam zich voor uitsluitend feministische werken te publiceren. Ze gaf haar uitgeverij vijf jaar om te kijken of die levensvatbaar zou zijn. Het werden er minder. 

 

Grote uitgeverijen als De Bezige Bij en Atlas Contact hebben het nu moeilijk. Het titelaanbod wordt ingekrompen, redacteuren worden ontslagen en er wordt gezocht naar een efficiëntere samenwerking of een lucratieve overname. Zo komt in 2024 het Nederlandse VBK-concern in handen van het Amerikaanse Simon & Schuster. 

 

Tegelijkertijd gedijen kleine uitgeverijen als bijvoorbeeld Vleugels, Koppernik, Passage, Jurgen Maas en zeker Das Mag (met de feministische imprint Chaos) dankzij een heel specifiek aanbod wél goed. In de jaren tachtig en negentig gold dat niet voor kleine door vrouwen geleide uitgeverijen, die weinig gewaardeerd werden door de boekhandel en de kranten en weekbladen. Het archief van uitgeverij Vita (1993-1996) van uitgeefster Gemma Polders, dat onlangs werd overgedragen aan het Literatuurmuseum, laat dat duidelijk zien. 

 

Gemma Polders voor een kraam van uitgeverij Vita

 

Gemma Polders (1947) kwam in Groningen in de jaren tachtig in contact met de beeldhouwster An Dekker (1931-2012) bij het project Het beeld van een vrouw, over beeldhouwsters uit het interbellum. Polders dreef in die tijd een galerie, maar stapte over naar de uitgeverij van Dekker aan de Overtoom in Amsterdam, eerst Sara geheten, later eenvoudigweg An Dekker. Sara werd opgericht in 1977 en maakte in de jaren van de tweede feministische golf aanvankelijk een grote bloeiperiode door. Onder Dekker liep de verkoop sterk terug.

 

Het ging met de uitgeverij steeds slechter. Dekker vertrok uiteindelijk met haar geliefde naar Frankrijk. Geldschieters lieten haar in de steek en beschuldigden haar van ‘financieel wanbeheer’. Polders besloot het werk van Dekker voort te zetten in Nijmegen, een stad met een rijke homoseksuele subcultuur, een van de vijf vrouwenboekhandels (De Feeks) en veel manifestaties, die ook landelijk de aandacht trokken. Ze gaf haar uitgeverij aanvankelijk vijf jaar om te kijken of die levensvatbaar zou zijn. 

 

Ze noemde de uitgeverij Vita, naar de schrijfster Vita Sackville West (bevriend met Virginia Woolf): ‘Ik zou graag geleefd hebben, zoals zij leefde, zoals zij met haar gezin en kinderen is omgegaan, dat had ik graag zo gedaan. Ze houdt van dezelfde dingen als ik: vrouwen, tuinieren, reizen. Dat waren voor mij herkenbare dingen hoe je je leven en een uitgeverij kunt inrichten.’

 

Bij de oprichting in april 1993 bestempelde Polders haar uitgeverij nadrukkelijk als feministisch en nam de lesbische imprint Furie er in haar fonds bij. De meeste auteurs en vertalers waren vrouwen, maar ze gaf in 1994 ook ‘Enige knoflooknoten, een takje thijm’ – Kerstmis met Jo Boer uit, een mooie persoonlijke herinnering van Aad Meinderts, die met de bepaald niet makkelijke Boer bevriend was. 

 

Aankondiging van een lezing door Gemma Polders

 

Om aandacht te genereren voor haar uitgeverij gaf Polders veel lezingen in het land, bij culturele centra, bij de vrouwenboekhandel, maar ook bij COC-afdelingen.  

 

‘Ik vind dat vrouwen in ieder geval van elkaar moeten weten wat ze doen. Ik heb niet te klagen over mannelijke belangstelling voor de uitgeverij. Maar een scheiding der geesten tussen mannen en vrouwen is toch niet te voorkomen. Mannennetwerken zijn nu eenmaal veel beter georganiseerd dan vrouwennetwerken. Ik kijk wel eens jaloers naar Duitsland. Daar heb je vijf, zes vrouwenuitgeverijen.’ (GPD-pers, 29 juli 1994) 

 

‘Mannennetwerken zijn nu eenmaal veel beter georganiseerd dan vrouwennetwerken’

 

Wie een aanbiedingsfolder van Vita bekijkt, ziet een enorm aanbod van romans en verhalen, dichtbundels (Paard Heer Mantel van Doeschka Meijsing bijvoorbeeld), detectives en biografieën. Het meest succesvolle fondsonderdeel  was de Erf Goed-reeks, klassieke, vaak in de vergetelheid geraakte boeken van vrouwelijke auteurs, die lang na hun oorspronkelijke verschijning nu wél door de pers werden opgepikt, alleen al door de uitstekende biografische en toelichtende teksten van Marja Pruis, Marleen Slob en Lucie Th. Vermij.

 

In de Erf Goed-reeks verschenen bijvoorbeeld de bundel Schijngehakt van Til Brugman, met het verhaal ‘Vol van genade’, dat een damesklassieker heette te zijn. Maar ook verscheen Charles en Charlotte van Willy Corsari, die als een traditionele schrijfster gold maar in deze roman, geheel avant la lettre, over genderproblematiek schreef. Van de al veel eerder publicerende, maar pas veel later door de media bekend geworden Gloria Wekker, die zich nu vaak in debatten mengt, gaf Polders haar dissertatie uit: Ik ben een gouden munt, ik ga door vele handen, maar verlies mijn waarde niet (1992), een onderzoek naar subjectiviteit en seksualiteit van Creoolse volksklassevrouwen in Paramaribo.  

 

Het meeste succes had Vita toch met een klassieke biografie over Vita Sackville West door Victoria Glendinning, die een tweede druk beleefde na veel aandacht in de pers. Kort voor de verschijning daarvan werd uitgeverij Vita na een bestaan van drie jaar failliet verklaard. 

 

Het logo van uitgeverij Vita

 

Sara, Furie, An Dekker en Vita – vier door vrouwen geleide uitgeverijen die na een kort bestaan weer verdwenen. Dat gold niet voor De Bonte Was, een uitgeverij van een groot vrouwencollectief die van 1974 tot en met 1992, redelijk succesvol, bestond. Polders probeerde het nog met twee vrouwenboekenfondsen AdeL en Féminin Littéraire Vita, die ook snel ter ziele gingen. Polders mocht na haar persoonlijke faillissement van Vita daar ook geen uitgeefster van zijn, maar slechts adviseur. Om in haar levensonderhoud te voorzien, ging ze werken in de fruitteelt: peren, appels en champignons plukken. ‘Ik kan mijn hele verdere leven op de schulden aangesproken worden. Heel afschuwelijk.’ 

 

De start van Vita, dat gaf Polders later in de pers toe, was verre van handig, al schoof ze de schuld ook op foute adviezen van accountants. Bij de overname van uitgeverij An Dekker nam ze ook de schulden van omgerekend achthonderdduizend euro over, waarvan ze maar tien procent kon inlossen door uitgifte van rentecertificaten van de Steunstichting Uitgeverij Vita.

 

Hun vriendinnen zeiden: je gaat toch niet naar een feministische uitgeverij?’  

 

Het financiële fundament was er dus niet, de ene uitgeverij nam de schulden van de andere over, in het geval van Polders zelfs persoonlijk. Daarbij werd er hoog ingezet op een veel te groot aantal boeken. Al snel bleek dat schrijfsters, vertaalsters en ook de drukkers niet betaald konden worden. Er was geen sprake van management, van vertegenwoordigers die de uitgaven bij de boekhandel konden promoten. Tegen Vrij Nederland zei Polders in november 1996: 

 

‘Ik was geschokt door de vijandigheid waarmee boekhandelaren op mijn uitgeverij reageerden. Het woord feminisme had zo’n negatieve klank dat winkels daarom onze boeken niet wilden hebben. Het woord feminisme is failliet. Auteurs wilden hun manuscripten niet meer bij Vita uitbrengen. Hun vriendinnen zeiden: je gaat toch niet naar een feministische uitgeverij?’ 

 

Waar of niet, de tijdgeest was duidelijk veranderd. Aandacht voor tal van maatschappelijke ontwikkelingen, de tweede feministische golf en de democratisering aan de universiteiten om twee voorbeelden te noemen uit de jaren zeventig en tachtig, vervlakten. De tijd van de typisch geëngageerde literatuur was voorbij. De kleine uitgeverijen wisten zich niet duidelijk in de markt te zetten. Lesbische thrillers, heruitgaven van klassieke teksten van Brugman, Corsari, A.H. Nijhoff, portretten van grote namen uit de vooroorlogse wereld. Het uitgeefbeleid was te onduidelijk, te diffuus. Bovendien was er een nieuwe generatie vrouwelijke schrijvers, denk aan Anna Enquist, Nelleke Noordervliet, Marja Brouwers, Renate Dorrestein en vele anderen, die onderdak hadden gevonden bij grote uitgeverijen als Meulenhoff, De Arbeiderspers en De Bezige Bij en daar, duidelijk voor de boekhandel, het publiek en de publiciteit, nieuwe vertegenwoordigers waren van ‘de vrouwelijke stem’. 

 

Die strijd met een uitgeverij als Vita met uiterst beperkte middelen, viel niet te winnen. Polders had de uitgeverij vijf jaar gegeven. Het werden er minder.